Help, Rutger Bregman zegt dat ik deug!
DOOR CARL STELLWEG
Ik begin aan dit stukje in een vreselijke pestbui, en dat is precies de reden dat ik het wil tikken. De afgelopen dagen ben ik namelijk tot een nieuw, ontnuchterend inzicht gekomen: ik deug. Dat zit er tenminste dik in. Omdat de meeste mensen deugen, en niets aan mij de veronderstelling rechtvaardigt dat ik niet bij de meeste mensen hoor.
En aan wie ik deze revelatie te danken heb? Aan Rutger Bregman, de jonge historicus die onlangs bij Matthijs van Nieuwkerk te gast was. Die – en ik citeer nu de site van De Wereld Draait Door – ‘furore’ maakte met het boek Gratis geld voor Iedereen, wat me een beetje was ontgaan.
Die vervolgens – en dat ontging me niet, want ik leef niet helemaal onder een steen – het wereldnieuws haalde door een aantal rijkaards de oren te wassen tijdens het jongste World Economic Forum in Davos (‘taxes, taxes, taxes’), en kort daarna ook nog eens een anchorman van Fox voor gek zette, zozeer zelfs dat deze al zijn decorum liet varen: ‘Go fuck yourself, you tiny brain’.
Zodoende is Rutger een publiekslieveling geworden, en een publiekslieveling wordt nog harder aan de borst gedrukt als hij met de ogenschijnlijk prettige bewering komt dat de meeste mensen Deugen. Niet in de laatste plaats, denk ik, omdat al zijn fans die bewering als een complimentje terug zouden kunnen opvatten.
‘De meeste mensen deugen’ is Bregmans voorlopige levenswerk. Het is een vuistdik boek, waaraan jaren journalistiek en wetenschappelijk onderzoek vooraf zijn gegaan. Ik moet het nog lezen, maar dat ga ik zeker doen, want het is vast de moeite waard. Ik heb al veel mooie verhalen van Rutger Bregman gelezen op de website De Correspondent.
En toch maak ik nu alvast een voorbehoud: ik ben niet van plan me door Bregman in het pak te laten naaien met zijn heilsboodschap. Want die maakt me meteen al woedend. Wie heeft gezegd dat ik dat wil, deugen?
Ik heb de schijn tegen, want mijn strafblad is blanco, maar diep van binnen weet ik dus dat ik niet deug. Ik heb verderfelijke gedachten, en die koester ik. Ik wil over de stoep fietsen wanneer ik daar zin in heb, voorbijgangers pootje lichten omdat ik ze er allemaal stom uit vind zien, ik wil voordringen bij de kassa, de belastingen ontduiken, niet werken maar wel geld hebben, ik zou best een bank willen beroven, echt waar! Of een hoop geld vinden en dat dan gewoon in m’n zak steken, ook al wist ik van wie dat geld was. Alleen voor een behoeftig oud omaatje maakte ik misschien een uitzondering,
De voornaamste reden dat ik dit allemaal niet doe, de voornaamste reden dat ik een oppassende burger ben, de voornaamste reden, kortom, dat ik deug, is dat ik laf ben. Mijn deugdzaamheid is dus gebaseerd op een ondeugd.
Zouden er niet veel meer mensen zijn als ik? Of zou ik zo bijzonder zijn? Dat laatste kan ik me moeilijk voorstellen. Mijn enige echte deugd is mijn bescheidenheid. Die is zelfs legendarisch, maar dat terzijde.
Wat een heerlijk, onafhankelijk, avontuurlijk leven zou ik hebben, tot welk een grootse daden zou ik komen als ik de ondeugd van de lafheid van me af kon schudden!
Wie weet lukt me dat nog. En dat is mijn troost: dat de potentie in mij aanwezig is van een leven waarin ik alle voorschriften en vermaningen aan mijn laars lap, die hele schijnheilige burgerlijke moraal bij het grofvuil zet, leef naar mijn eigen regels. Dat idee laat ik me niet afnemen.
Wat is deugen eigenlijk precies, nu we het er toch over hebben? Deugde Abraham Lincoln? Abraham Lincoln loog het Congres keihard voor. Een doodzonde voor een Amerikaanse president. Stel je voor dat elke Amerikaanse president dat deed! Maar doordat Abraham Lincoln het deed, werd wel de slavernij afgeschaft. Door een doodzonde te plegen, kwam hij tot iets uitzonderlijk goeds.
Wat is het verschil tussen Abraham Lincoln en mij? Principieel is dat er niet. Hij deugde door niet te deugen, en voor mij geldt hetzelfde. Hij was een leugenaar en ik hen een bangerik. En toch is het verschil tussen ons hemelsbreed. Zo zie je maar: het is niet te voorspellen hoe iemands karaktereigenschappen in deze grillige wereld uitpakken.
Deugde Mahatma Gandhi? Tuurlijk deed-ie dat, met dat geweldloze verzet. Maar wacht even: dat geweldloze verzet hield wel in dat hij duizenden van zijn aanhangers ongewapend op de zwaar bewapende Britse vijand afstuurde. In de wetenschap dat ze zouden worden afgeslacht. In de hoop dat ze zouden worden afgeslacht, want dan kon hij zeggen: kijk eens, wat een moordenaars die Britten zijn! Daar kon hij politieke munt uit slaan. Een uiterst cynische tactiek.
Daarnaast was Gandhi voor handhaving van het kastenstelsel, en hield hij er racistische opvattingen op na: tijdens zijn verblijf in Zuid-Afrika klaagde hij dat hij af en toe dezelfde openbare ruimten moest delen met kaffers. Als Indiase man vond hij dat hij een hogere status had.
Deugde Mahatma Gandhi? Ik neig ertoe te zeggen van niet. En toch was het ontegenzeglijk een groot man.
Dus: deugen de meeste mensen? Definieer ‘deugen’. Volgens mij zijn ‘deugen’ en ‘niet deugen’ onverbrekelijk met elkaar verbonden. Ze zijn met elkaar verstrengeld, vormen een geheel. Zeggen dat mensen deugen, is ook zeggen dat ze niet deugen, en vice-versa. Het ene heeft geen betekenis zonder het andere.
Daarom vind ik het uitdragen van een positief mensbeeld helemaal niet zo positief, en verwacht ik er niet veel goeds van. Ik vind het eerlijk gezegd hoogmoedig en niet zonder gevaar. Het uitdragen van een duaal mensbeeld is nederiger, en daarom mensvriendelijker.
Ik moet toegeven dat ik ook een ingebakken afkeer heb van het woord. Het D-woord. Het is voor kwezels, slijmjurken, farizeeërs, holier-than-thous. Het smaakt naar niks. Meel, stijfsel, cola waar alle prik uit is. En je kunt het niet eens uitspreken zonder een braaf, benepen tuitmondje te vormen.
Vergelijk dat eens met het woord ‘kwaad’. Kwáád. Dat trekt alle smaakpapillen open, brengt een aangename rilling teweeg.
Het kwaad is charismatischer dan de deugd. Voor mij in ieder geval wel. Ik wil weten wat het is, waarom het er is, hoe het werkt, en waar het vandaan komt.
Om die reden heb ik naar veel onsmakelijke ISIS-filmpjes gekeken op You Tube. Je kunt dit ziekelijke sensatiezucht noemen, maar dat was het niet. Het was nieuwsgierigheid. Nieuwsgierigheid naar wat ons bedreigt, de verkenning van een angst waarvan we verlost willen worden.
Sommige mensen kijken graag naar horror-films of lezen Stephen King, ik kies voor de horror van de levende werkelijkheid. Ik daal graag af in de diepste spelonken van de wereld om daar bevend maar vastberaden mijn zoeklicht te laten schijnen. In de overtuiging, de hoop, dat ik daar werkelijk iets zal leren, het geheim van het kwaad zal leren kennen.
Zo heb ik, schrik niet, gezien hoe ISIS een Jordaanse piloot levend verbrandde. Ik heb hem zien rondspringen in zijn kooi toen de vlammen zijn benen bereikten. Ik bleef kijken tot er niets meer van hem over was dan wat verkoolde brokken, en voelde me na afloop leeg. En ik heb nog veel meer ISIS-gruwelen bekeken, totdat ik mijn hoofd kokhalzend moest afwenden.
Waarom toch, dacht ik, waarom? Waarom gebeurt dit in Godsnaam? Ik denk omdat het simpelweg kon. Omdat degenen die het deden de macht en de vrijheid hadden het te doen en van die macht en vrijheid genoten. Én omdat anderen het ook deden, dat vooral.
Maar ook – en dat vond ik de meest onthutsende constatering – omdat ze elkaar hadden wijsgemaakt dat ze geweldig deugden. Dat ze de beste mensen op aarde waren en hun wreedheden begingen uit naam van de Allerdeugdzaamste. Uit naam van Allah de Genadevolle, de Barmhartige.
‘De meeste mensen deugen’ heet het boek van Bregman. Betekent dit dan misschien dat dat ISIS-gajes tot de minderheid behoort die niet deugt? Dat vind ik een gevaarlijke speculatie. Ik denk niet dat er zo’n makkelijke scheiding valt aan te brengen tussen mensen. Zelfs niet in één mens.
Ik heb als journalist de nodige conflictgebieden bezocht en hele enge mensen ontmoet die willens en wetens groot leed hadden aangericht, maar op het persoonlijke vlak oprecht aardig waren. Die voor hun familie, hun vrienden, en hun gasten zonder meer deugden.
In ieder geval vind ik, sinds ik die ISIS-filmpjes heb gezien, het woord ‘deugen’ een sinistere klank hebben. Het is ambivalent: deugen is soms juist helemaal niet deugen. En als ‘Het Kwaad’ ook ambivalent is, dan is het soms dus géén kwaad, en is het in die zin beter je geld dáárop te zetten. Want één deugd mag je het kwaad niet ontzeggen: het kan niet tegenvallen.
En nu maar eens dat boek lezen.
Reacties
Vrijheid van meningsuiting is vaak strontvervelend en bestaat dus niet op deze website. Reacties zijn welkom, maar worden door mij gewogen. Ik zie veel door de vingers, maar niet alles. Scheldpartijen worden sowieso geweerd. Seksisme en racisme uiteraard ook.