Een beeldschone recensie
Onlangs ontving ik een prachtige recensie van mijn roman, geschreven door Michel Thomassen. Nu weet ik toevallig dat Thomassen niet zomaar iemand is, maar een gelauwerde verslaggever (inmiddels in ruste) die in zijn lange loopbaan tal van brandhaarden heeft bezocht, van Haïti tot Bosnië, van Noord-Ierland tot Libanon, waarover hij even gloedvolle als aangrijpende verhalen heeft geschreven. Ook weet ik, geheel toevallig, dat hij op een grote belezenheid kan bogen. En al maakt dit alles hem nog niet tot een professionele recensent, toch hecht ik heel wat meer waarde aan wat deze zwaargewicht over mijn boek schrijft dan aan de weliswaar officiële, maar opmerkelijk onnozele recensie die de schrijvende verpleegkundige Paula Lampe aan mijn roman heeft gewijd op Literairedebuten.nl. Dezelfde Lampe die ooit een boek schreef over ‘engelen des doods’ (onder wie de inmiddels vrijgesproken Lucia de B.) dat door Vrij Nederland als ‘een fijn boek voor in de open haard’ en ‘Lampes lulkoek’ is bestempeld.
Tja, als je zo de grond in wordt geboord, dan lucht het natuurlijk erg op wanneer je zelf de kans krijgt om in een recensie de vloer aan te vegen met het werk van een ander. Begrijp ik toch. Maar hier dan Thomassens recensie.
Een handicap als voordeel
Eén zin kan een hele roman maken. In Carl Stellweg’s literaire debuut ‘Mijn beeldschone aandoening’ is dat: `Ik vermoedde toen al dat kleinverbruikers van het leven als Saskia meestal behoorlijk oud worden’. En dan was het nog kiezen ook, want de roman zit vol met dat soort pareltjes en prachtige metaforen die soms aan de fantasieën van de Japanse schrijver Haruki Murakami doen denken.
‘Mijn beeldschone aandoening` is een Bildungsroman. Opgroeien is een pijnlijke bezigheid. Voor een gemiddelde jongen of gemiddeld meisje is het al geen pretje, maar met een fysieke handicap – de auteur en zijn hoofdpersoon Jaap hebben dat met elkaar gemeen – wordt er wel een stevig beroep op de flexibiliteit van een jong brein gedaan. Het anders zijn, dat bijna ieder kind in die fase voelt, grijpt dieper in.
Jaap leert als tiener echter zijn gebrek uit te buiten. Het wordt een interessante aandoening; een magneet die leuke meisjes aantrekt. Dat is mooi meegenomen, al camoufleert zijn vroegwijze sarcasme een onderliggend gebrek aan sociale vaardigheden dat zijn leeftijdgenoten nog niet kunnen herkennen.
De ouders van Jaap zijn aparte mensen die ieder kind zich als papa en mama wenst. Tot je ze hebt. Ook zij hebben een handicap: hun kind. Ze gaan zo in zichzelf en hun flamboyante levensstijl op dat er voor opvoeden niet veel tijd over schiet. De moeder ontkent domweg dat Jaap een fysieke afwijking heeft, dus voor haar is dat een probleem minder. De vader is succesvol in zijn werk in Libanon (waar zowel Jaap als Stellweg zijn geboren), al komt hem dat gewoon aanwaaien. Het gaat dan ook fout als mazzel plaats zou moeten maken voor inspanning. Aan het bruine leven in het Midden-Oosten komt een abrupt einde. In Nederland wachten armoede en drank. De oplossing is eenvoudig: ontkennen en flamboyant blijven leven, ook al is dat dan niet meer dan een poging tot.
In Nederland vindt Jaap in de boekenkast van zijn vader een boek met foto’s, Modèle de Reynolds. Zij, schaars gekleed of geheel ontkleed, maar immer decent, wordt een obsessie voor hem. Jaap wordt verliefd op een bijna tastbare hersenschim. Wie is zij? De oervrouw, gedroomd en eeuwig onbereikbaar? In ieder geval de voorzichtige ontdekking van seks, vreugde en plaag in één.
De werkelijke bewustwording van Jaap begint tijdens een vakantie in Karinthië, waar hij de iets oudere Hans-Jürgen ontmoet. Ook een verloren ziel, maar wereldwijs. Een nonchalante éénling, ogenschijnlijk zelfverzekerd, iemand om tegenop te kijken en innige vriendschap mee te sluiten, een gids. Dan begint het grote zoeken naar geestelijke verdieping, gehinderd door drie meisjes die zich bij de jongens aansluiten om hun seksuele ontwikkeling daarmee gelijke tred te laten houden. Jaap raakt daarvan enigszins in de war. Zelfs de moeder van zijn vriend prikkelt zijn zinnen.
In dit deel van de roman wordt een prachtige metafoor uitgewerkt. Jaap voelt zich buitengesloten omdat de anderen een geheim delen. Nu wordt hij niet afgewezen om zijn handicap, maar omdat hij ergens kennelijk nog niet aan toe is. Uiteindelijk wordt hij toch ingewijd en maakt hij kennis met drie mismaakte volwassenen die zich in een bungalow in een bos op een eiland hebben teruggetrokken.
Daar komen de pubers in ruil voor forse beloningen in aanraking met een nieuwe, bizarre kant van seks.Het mismaakte drietal blijkt vroeger van spreekwoordelijke schoonheid te zijn geweest. Waar komen hun vergroeiïngen vandaan? Straf voor een bandeloos en egocentrisch leven? Is hun afstotende uiterlijk de visualisering van hun innerlijk? Het geheim blijft een geheim.
Het model van Reynolds blijft Jaap intussen fascineren. Ook als hij volwassen is, blijft zij het symbool van onbaatzuchtige en onbereikbare liefde en beïnvloedt zij Jaaps gevoelsleven. Hans-Jürgen is van zijn troon gevallen. Zijn idealen lokken hem in de val van het terrorisme, geen gids meer voor Jaap. De vriendschap met de meisjes is opgedroogd. In het echte leven kijkt Jaap terug op een jeugd die toch anders is dan hij zich herinnert.
Een prachtge roman, die, ware hij bij voorbeeld in Duitsland als debuut uitgebracht, meer stof had doen opwaaien dan in Nederland het geval was.
Michel Thomassen
Hulde aan Michel Thomassen! Maar hij is gelukkig niet de enige lezer die zich lovend heeft uitgelaten over mijn boek. Hieronder nog enkele andere ‘stemmen’:
‘Er schemert een meesterwerk doorheen. Soms vaag, soms bijna onzichtbaar, soms weer heel voelbaar, soms duidelijk aanwezig, maar net alsof je als beeldhouwer nog onvoldoende hebt weggehakt… de stijl is van een (Célineaanse) levendigheid die ik in Nederlandse romans nooit tegenkom, en de compositie sterk.’ Paul Friese, Rotterdam.
‘Sleurt de lezer er in een soort achtbaan doorheen. Vaak hilarisch, vooral waar het de familiebeschrijving betreft. Schitterend frisse observaties, maar steeds mild, nooit pathetisch. De korte hoofdstukken maken het voor mij ook prettig lezen, geen eindeloze busreis maar korte opwindende vliegtripjes (zonder de kerosine). Prima gebruik van punt, komma, alinea, herhaling en die dingen. Ik zie uit naar meer, probeer dit nog maar eens te overtreffen!’ Hans van den Tol, Rotterdam
‘Heb het boek in 1 adem verslonden. Genietend van het beeldschone taalgebruik, de schitterende zinsbouw en broeierig spannende sfeer waarin de hoofdpersoon zijn seksualiteit ontdekt. Ik hoop dat er meer boeken volgen. Ga in afwachting daarvan “Mijn beeldschone aandoening” in onze komende vakantie nog een keer lezen. Kan het iedereen die van een goed geschreven boek houdt aanbevelen!’ Cora van der Male, Voorschoten
‘Spannend, ontroerend, raadselachtig en erg goed geschreven: directe stijl, met vaak mooie vergelijkingen. Kortom: ik heb er erg van genoten!’ Tjark Kruiger, auteur van de roman ‘Spiegelpaleis’
‘Het is lang geleden dat ik zo’n boeiend, goed geschreven, sfeervol boek heb gelezen.’ Jasmijn Hofman, Rotterdam.
‘Voor mij de zomerhit van 2011; de vuistdikke roman ‘Mijn beeldschone aandoening’: mysterieus, sensueel en absurdistisch.’ Marc Guillet, Istanbul.
‘Sinds ik de roman van Carl Stellweg heb gelezen, is er nog maar weinig dat ik bizar vind. Maar daarmee is niet alles gezegd: de beschrijving van karakters is beeldend en de toon blijft licht en luchtig, dankzij de humor.’ Hennie Weeda, Capelle aan den IJssel.
‘Kan het schrijven van goede romans een beeldschone aandoening zijn? Zo ja, dan valt van Carl Stellweg nog wel wat te verwachten. Van aandoeningen is namelijk medisch vastgesteld: de meeste zijn aangeboren en raken we nooit meer kwijt. De thematiek van het boek roept bij de lezer ook de vraag op: hoe is het om te leven in een tijd waarin steeds moeilijker is vast te stellen wat echt is en wat niet? Maar vooral: hoe houden we onszelf overeind?’ Koert Jester, Tilburg
‘Een heerlijk sinister sprookje.’ Ienze van der Ziel, Rotterdam
‘Wonderschoon boek.’ Prof. A. Beijen, Schiedam
Beste Carl, het doet me deugd om op je site te zien dat lezers met onderscheidingsvermogen nog bestaan. En dat ik - als je toenmalige redacteur - niet alle stijlflonkeringen uit het werk heb weggehakt (wat ook niet gelukt zou zijn als ik het had gewild)! Wat er in de Nederlandstalige boekenwereld is gevaren - geen idee; ik troost me maar met de abstracte, zo niet banale gedachte dat alles stroomt en niets blijft wat het is. En ik hoop dat je iets aan het uitbroeden bent!
Ja , ja, Pim: 'Tout s'en va, tout passe, l'eau coule, et le coeur oublie'. Dat is van Flaubert, je vous en prie. Wat het uitbroeden betreft: dat proces is gaande, maar het ware vuur ontbreekt nog een beetje. Hartelijks, Carl.