Charles Bukowski, de onbegrepen stilist. Bim bim bim!
DOOR CARL STELLWEG
Mijn roman Mijn beeldschone aandoening bevat geen verwijzing, direct of indirect, naar Charles Bukowski (1920-1994), dichter en prozaïst van de Amerikaanse zelfkant. Toch mag hij in dit blog niet ontbreken, want hij heeft veel invloed op mij gehad. Het ligt niet voor de hand zijn stijl ‘elegant’ te noemen, niettemin dringt deze kwalificatie zich aan mij op als ik zijn werk lees.
Zelf zou hij het ongetwijfeld een belediging hebben gevonden om een ‘mooischrijver’ te worden genoemd, maar toch was hij dat: een mooischrijver in de goede zin van het woord. Zijn zinnen mogen vaak simpel zijn en de observaties niet zelden aan de rauwe kant, maar er zit niets in dat knarst, dat wringt, niet vloeiend loopt, een onnatuurlijke, gekunstelde of onoprechte indruk maakt. Het is direct, trefzeker en sluitend, het biedt pijnlijke, messcherpe inzichten en het is ook nog eens gezegend met een superieure relativerende humor en zelfspot.
Bukowski was een groot stilist. Misschien moet je zeggen dat zijn proza van een hardhandige schoonheid is.
Om het in zijn eigen woorden te zeggen: ‘You have to say the thing. Each line must be full of a delicious little juice. Flavour, power. Bim bim bim! Bim bim bim!’
Bukowski en schoonheid? Zijn dat dan geen onverenigbare grootheden? Kots, bloed, vuil, groezelige seks en destructieve waanzin, daar zit zijn werk vol mee. Met overduidelijke graagte hing hij de onhandelbare dronkaard uit. Hij tierde en schold, tegen vriendinnen en collega’s, en niet zelden in het openbaar. Mensen die hem goed gezind waren terroriseerde hij met zijn onberekenbaarheid. De vele close-up foto’s die van hem bestaan, bewijzen dat hij koketteerde met zijn grote, pokdalige apenhoofd.
Maar dat alles zegt weinig over zijn betekenis als schrijver. Hij had geen afkeer van schoonheid, maar van esthetiek. Hij verachtte verfraaiing en vergoelijking, hij schreef over wanhoop, over de bikkelharde bodem van het menselijk bestaan. Over hoeren, dronkaards en mislukkelingen.
De grootheid van zijn werk lag hierin dat hij hen menselijk maakte, diep menselijk, zonder enige valse troost te bieden, laat staan dat hij een spoortje sentimentaliteit aan de dag legde.
Bukowski verkocht geen laffe praatjes. Toch voel ik een wonderlijke onderliggende weemoed, iets gewijds zelfs, en muzikaals in de manier waarop hij het mensdom in zijn ellendigste staat portretteerde. Het getuigt van uitzonderlijk talent als je een lyriek van de goot kunt oproepen, zonder je te buiten te gaan aan romantisering, zonder ooit je toevlucht te nemen tot bloemrijke formuleringen of troostende metaforen.
Wanneer hij schreef, luisterde hij naar klassieke muziek en dat is op de een of andere manier goed voor te stellen. De pianist Willem van Ekeren maakte liederen van zijn gedichten, gebaseerd op het Wohltemperierte Klavier van Johann Sebastian Bach. Het effect is verbazingwekkend.
Bukowski was een compromisloze schrijver. Niets was hem heilig, behalve de waarheid. En de waarheid is, in literatuur, altijd mooi. Soms hartverscheurend mooi, soms even onbedoeld als onontkoombaar elegant – zoals bij Bukowski.
Eén advies: lees Bukowski nooit vertaald. Feit blijft namelijk dat zijn proza en poëzie doorspekt zijn van schuttingtermen. En omdat Nederlands in essentie een vulgaire en benepen taal is, doen die termen in het Nederlands ook alleen maar vulgair en benepen aan.
Hieronder twee interpretaties van het gedicht ‘Bluebird’.
Reacties
Vrijheid van meningsuiting is vaak strontvervelend en bestaat dus niet op deze website. Reacties zijn welkom, maar worden door mij gewogen. Ik zie veel door de vingers, maar niet alles. Scheldpartijen worden sowieso geweerd. Seksisme en racisme uiteraard ook.