Alle overwinningen lijken op elkaar, elke nederlaag is uniek
Voor de draad ermee: ik ben een voetballiefhebber. Helaas, moet ik erbij zeggen. Zoals veel jongetjes droomde ik van een mooie voetbalcarrière. In tegenstelling tot de meeste jongetjes die ik kende, kon ik mij de basisbeginselen van het spel niet eigen maken. Niet in de verste verte. Van de gymzalen en grasveldjes van mijn jeugd kan ik me niet één spelertje herinneren dat motorisch nog jammerlijker tekort schoot, nog minder aanleg had dan ik. Wie hieruit concludeert dat er iets tragisch zit in mijn liefde voor dit edele tijdverdrijf, die heeft dubbel en dwars gelijk. Ik vereenzelvig voetbal met onvervulbaar verlangen. Ooit had ik weinig uitlaatkleppen voor dit syndroompje. Toen kwam het internet.
Laat ik bij het begin beginnen. De eerste club die ik aanhing was PSV. Kon ik het helpen? Mijn vader werkte voor Philips en Eindhoven vormde het decor van mijn adolescentie. Breed had ik het dus niet, maar dat terzijde. Tegenwoordig is PSV een topclub, althans voor Nederlandse begrippen. Tot halverwege de jaren zeventig was dat anders. Was je toen voor PSV, dan was je een loser. PSV bewees dat je succes niet zomaar kon kopen. Ondanks alle miljoenen van Philips had de fabrieksclub met de grote ambities geen antwoord op het talent en de branie van boven de rivieren, de Cruijffs, Keizers en Van Hanegems.
Later zou PSV de kampioenschappen toch aaneenrijgen en verflauwde mijn interesse voor de club. Ik kon al die kampioenschappen niet meer uit elkaar houden en waarom zou ik ook? ‘Alle overwinningen lijken op elkaar, elke nederlaag is een nederlaag op zijn eigen wijze.’ Een parafrase op de beroemde openingszin van Anna Karenina van Tolstoy: ‘Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.’ Niet uit te leggen aan wie dit niet begrijpt.
De volgende verliezersclub naar mijn hart werd Manchester City. Een weliswaar gerespecteerd voetbalinstituut – twee kampioenschappen, één Europa Cup – maar toch stond het van oudsher in de schaduw van stadgenoot Manchester United. Bekijk de shirts, dat zegt genoeg. Die van United zijn rood. Dat is de kleur van de zegepraal, de genadeloze triomf, het vergoten bloed van de vijand. De shirts van Manchester City zijn blauw – de kleur van weemoed, lethargie en lyriek.
Toen mijn oog op City viel, was het voor het eerst in zijn bestaan gedegradeerd naar de derde afdeling van de Engelse league. Een dieptepunt dat mijn morbide interesse wekte. Op internet vond ik een reeks sites waarin de City-supporters op kleurrijke wijze hun nood klaagden. Gretig las ik ellenlange wedstrijdverslagen van, pak’m beet, Manchester City-Wycombe Wanderers – uitslag, wat zullen we zeggen: 0-1, doelpunt vlak voor tijd – waarin het spel met azijnzure spot werd ontleed en spelers en bestuur de meest vindingrijke verwensingen kregen toegevoegd.
Vanwaar dat masochisme, die verslaving aan frustratie? Ik kan het niet anders verwoorden dan zo: ‘Alle overwinningen lijken op elkaar, elke nederlaag is een nederlaag op zijn eigen wijze.’
Ook City vond de weg omhoog. Met oliedollars uit Abu Dhabi veroverde club een toppositie in de Premier League. Succes is wel degelijk te koop, dat heeft de Premier League wel aangetoond.
En dus daalde ik nog dieper af in de martelkelders van Koning Voetbal. En trof daar de volgende kleine parel aan: het ellendige FC Eindhoven, voorheen EVV. Ooit, in mijn Eindhovense jeugdjaren, had ik een wedstrijd bezocht van deze laatste kampioen van Nederland vóór de invoering van het betaald voetbal in 1954. EVV bungelde toen al onderaan de eerste divisie en trok al niet meer dan ‘enkele honderden getrouwen’. En toch viel het mij op dat er meer te horen viel dan op de met 20.000 man bezette tribunes van PSV. Juist omdat er meer stilte heerste. Bij PSV ontkwam je niet aan het dempende geroezemoes van het ‘bioscooppubliek’, zoals het makke supportersvee van PSV heette. Bij EVV Eindhoven ving je elke verwaaide kreet van afgrijzen over het op het veld vertoonde haarscherp op. En in die barre ambiance, op die regenachtige herfstzondagmiddag, op die half vervallen en voor driekwart lege voetbaltribune, voelde ik hoe een wonderlijke bekoring zich van mij meester maakte. Als een thuiskomst. Als morfine.
Jaren later begon ik op internet naar FC Eindhoven te speuren. Ik rekende er niet op dat ik iets zou vinden, want FC Eindhoven… toe, er zijn grenzen, zelfs voor internet. Maar zie: ik trof niet één maar drie sites aan. De officiële site, de site van de supportersvereniging, en die van de harde kern, de FCE Fanatics. En al snel was geen dag compleet zonder dat ik kennis had genomen van de rauwe scheldpartijen op hun forum en zonder dat ik mee had gefilosofeerd over opstellingen en tactiek die toch niet zouden baten. Niet dat ik iets op hun forum schreef of ooit een wedstrijd heb bezocht. De FCE Fanatics waren niet op de hoogte van mijn bestaan en dat hield ik graag zo. Toch voelde ik samen met hen de pijn van elke nieuwe nederlaag en hoopte ik samen met hen en tegen beter weten in op betere tijden.
En geloof het of niet, die betere tijden zijn gekomen. Na op de rand van een faillissement te hebben gebalanceerd veroverde FC Eindhoven onder leiding van trainer Jan Poortvliet, een sympathieke proleet die leven in de brouwerij bracht, een… periodetitel! Het seizoen daarop was FC Eindhoven de eerste zeven ronden van de Jupiler League, ofwel de eerste divisie, zelfs lijstaanvoerder. En op de tribunes zijn de vroegere, door heel veel lege blauwe stoeltjes van elkaar gescheiden plukjes toeschouwers, aaneengegroeid tot een dicht opeengepakt supporterslegioentje van wel zo’n 3000 man!
Vanzelfsprekend gun ik FC Eindhoven dit alles van harte. Ik volg de club nog steeds op de voet. Toch kan ik niet ontkennen dat het oude vuur wat is gedoofd. Dat met de komst van het succes, iets verloren is gegaan. En zo ging ik opnieuw op zoek naar een team dat mijn onbeheersbare zucht naar hopeloosheid kon bevredigen. Ditmaal kwam ik uit bij het crème de la crème, het hoogst bereikbare op het gebied van sportief falen, the end of the line. Ik kwam uit bij the worst British football club: het mythische East Stirlingshire uit het Schotse Falkirk.
Als FC Eindhoven een parel is, dan is East Stirlingshire een juweel. De club – ook wel The Shire of kortweg Shire genoemd – presteerde het om vijf seizoenen achter elkaar (tussen 2003 en 2007) laatste te worden in de Fourth Division, de laagste Schotse profafdeling. En niet zomaar laatste: stijf laatste. In het seizoen 2002-2003 behaalde de club twee overwinningen en twee gelijke spelen en gingen de overige 32 wedstrijden verloren. Ook kreeg The Shire het ooit voor elkaar om 25 wedstrijden op rij te verliezen.
De Schotse bond dreigde de club met een royement als ze nóg een keer laatste zou worden. En zie: toen werd East Stirlingshire… voorlaatste, een positie die pas op de laatste speeldag werd veiliggesteld en door de supporters – een stuk of driehonderd – werd gevierd met een uitzinnige bestorming van het veld, een pitch invasion.
Om met de columniste Sylvia Witteman te spreken: ik verzin dit niet.
De unieke prestatiereeks van East Stirlingshire trok nationaal en internationaal de aandacht en bezorgde de club een cultstatus. In Noorwegen is er een fanclub met duizenden leden. De Britse sportjournalist Jeff Connor volgde de club een seizoen lang en schreef daar een kostelijk boek over: Pointless. Het is een liefdevol portret geworden van een marginale, maar ook kleurrijke en karaktervolle voetbalorganisatie, waarvan het grootste wapenfeit nog is dat Alex Ferguson, de reeds bij leven legendarische manager van Manchester United, er ooit zijn trainerscarrière begon.
Hoezeer East Stirlingshire tot de verbeelding spreekt moge verder blijken uit het grote aantal foto’s dat op het internet te vinden is van Firs Park, de unieke, inmiddels helaas aan projectontwikkelaars verkwanselde accommodatie van East Stirlingshire, met de karakteristieke hoofdtribune in de vorm van een broodtrommel.
Tegenwoordig werkt The Shire zijn thuiswedstrijden af op Ochilview, de accommodatie van de ook al roemruchte voetbalclub Stenhousemuir. Aanvankelijk leek deze nieuwe omgeving East Stirlingshire goed te doen: twee keer achter elkaar eindigde de club als derde (van de tien) en mocht er worden meegedaan aan promotie-playoffs (waarin achter het net werd gevist, maar het deelnemen was al eervol genoeg). Daarop eindigde East Sirlingshire weer als voorlaatste en laatste, en vorig seizoen gebeurde het onvermijdelijke: een verloren beslissingswedstrijd tegen het altijd lastige FC Edinburgh City (penalty in de laatste minuut) verbande de club naar een onderbond en zo kwam er een einde aan een periode van 135 jaar dat de club lid was van de Schotse Bond. In de Scottish Lowland League, de naam spreekt boekdelen, maakt de club een bewogen maar ook frustrerend seizoen door. Daarover later misschien meer.
Gek genoeg was het voetbal van East Stirlingshire best om aan te zien. Het was echt niet zo dat die jongens er niks van konden. Geheel tegen de Schotse voetbaltraditie in legde de club heel aardig combinatiespel op de mat. Het was pas voor het doel van de tegenstander dat de spelers van The Shire ‘ruzie met de bal’ leken te krijgen en elke koelbloedigheid verloren, terwijl hun opponenten juist alleen in die situaties – dat wil zeggen: in het vijandelijk strafschopgebied – bij tijd en wijle iets van balcontrole en spelintelligentie aan de dag legden. En dan kun je wel raden hoe de meeste wedstrijden eindigden: verlies voor The Shire, neat passing game, clear dominance en finest opportunities ten spijt (in de Scottish Lowland League ontpopt de club zich inmiddels als een doelpuntenmachine, helaas is de verdediging soms ook zo lek als een mandje.)
Hoe ik dit allemaal weet? Kom ik er wel eens? Nee. Dat hoeft niet. Op de site van East Stirlingshire is van elke wedstrijd een samenvatting te zien, nog niet zo lag geleden voorzien van melancholiek Schots commentaar met veel rollende r’s. Behalve dat commentaar en het keurig verzorgde verliezersvoetbal van East Stirlingshire, bieden die samenvattingen grauwe Schotse arbeiderswoningen achter de lage tribunes, donker Schots heuvelland in de verte en een immer onheilszwangere Schotse lucht. Kortom: geluk tot maar liefst de vijfde macht.
Tot slot het officieuze clublied van East Stirlingshire, een ondanks alles trotse club. Laat vooral dat laatste duidelijk zijn.
The Shire Song
Dae ye ken whaur yon wee Shire Park lies,
Just north o’ Thorn Hill,
Oh ye wander up, alang Firs Street
And through the turnstyle,
And if ye want tae see a hard fought game
Ye’ll always get wan there, for thrills excitement, laughs and spills
Ye’ll always get yer share.
So meet me there at half past two
And when the boys come out, for when we’re callin’, EASE UP SHIRE!
We’ll laugh and sing and shout.
For we’re no afraid o’ the Rangers blue
The Celtic green and white, the Hearts maroon, Hibernian too,
We’ll give them aw a fright
So meet me there at half past two
And when the boys come out, for when we’re callin’, EASE UP SHIRE!!!
We’ll wave the black and white about.
Reacties
Vrijheid van meningsuiting is vaak strontvervelend en bestaat dus niet op deze website. Reacties zijn welkom, maar worden door mij gewogen. Ik zie veel door de vingers, maar niet alles. Scheldpartijen worden sowieso geweerd. Seksisme en racisme uiteraard ook.