De vreemde vrijheid die een bezetting soms biedt
Het Palestijnse georganiseerde verzet verloopt al meer dan tien jaar grotendeels vreedzaam. Wat heeft het opgeleverd? Niets, zo verluidt het. Maar is dat wel zo? Je kunt ook zeggen dat de zogeheten ‘popular resistance’ wereldburgers van Palestijnse activisten heeft gemaakt, de poorten van de gevangenis in hun hoofd heeft opengezet. Een verslag.
DOOR CARL STELLWEG
Een vrijdagmiddag in Ramallah. Giftige traangasnevel, zwarte rook, brandende autobanden, schoten. Wat zich voor mijn ogen afspeelt, daar kan een brave burger beter ver vandaan blijven. Maar hier ben ik voor gekomen. Moedig voorwaarts. Ik sluip verder in de richting van het strijdtoneel, waar een voorhoede van Palestijnse stenengooiers en een colonne Israëlische militairen hun ballet van de haat opvoeren.
Het is februari 2013, en ik bevind mij met honderden anderen op de toegangsweg naar de Israëlische gevangenis Ofer. Een gevangenis die vlak achter de beruchte Muur of afscheiding ligt, aan de rand van Ramallah, op de Westelijke Jordaanoever. Ruim duizend Palestijnen zitten in Ofer gevangen, een aantal is in hongerstaking, en het is uit solidariteit met hen dat er een grote demonstratie wordt gehouden.
Een Palestijnse demonstratie in bezet gebied betekent altijd: stenengooien, beantwoord door traangas, rubber kogels (eigenlijk stalen kogels met een laagje rubber) en meestal ook ‘echte’ kogels. Alle betogers weten dit en hoe vreemd het ook klinkt: velen kijken ernaar uit. De stemming is bijna feestelijk. Dit morbide theater lijken de Palestijnen nodig te hebben om de bezetting nog een beetje te kunnen verdragen.