Wesp

Wespen en dramaqueens

DOOR CARL STELLWEG

Stop de persen, ik heb groot nieuws. De zomer is ten einde. Niet alleen officieel, ik zie het ook als ik uit mijn verregende raam kijk terwijl ik dit schrijf.

Dat hep se voordeel en se nadeel.

Om met het nadeel te beginnen: vaarwel heerlijke ‘tropische omstandigheden’, wanneer alles geurt en zoemt en zindert, en het wandelende en fietsende lichaam de kans krijgt in zijn eigen transpiratie te gloriëren.

Ik ben weliswaar een blanke witte heteroman, en ook nog eens een vijftigplusser, iemand dus die geïnstitutionaliseerde privileges zijn leven lang schaamteloos naar zich toe heeft geharkt, maar ik ben daarnaast een Arabier, want in het Midden-Oosten geboren en opgegroeid, en Arabisch bloed kookt liever dan dat het stolt. Vandaar misschien mijn voorkeur voor woestijnweer. Maar dat terzijde.

Maar het heeft dus ook een voordeel dat het geen zomer meer is, zoals ik reeds aanstipte: je bent bevrijd van de terras-Hollander. Oké, ik ben ook niet moeders mooiste, maar juist daarom houd ik mijn lange broek aan. Doen de meeste Arabieren trouwens, maar het moet ook van mijn vriendin, die zich door elke Hollandse man in korte broek Persoonlijk Gegriefd voelt.

Goed, uitspraken als ‘van de aardbodem wegvagen’ en ‘jarenlang opsluiten op Rottumerplaat’ liegen er niet om, maar ik vind het juist een kenmerk van een beschaafde samenleving dat je dit soort dingen kunt zeggen zonder dat er iets gebeurt: een werkelijk beschaafde samenleving hangt niet af van aangename omgangsvormen. Ik gun mijn vriendin dus haar extremistische opvattingen aangaande de Hollandse man in korte broek van harte.

Het probleem is wel breder, vind ik. Vrouwen kunnen er namelijk ook wat van. Zoals die vrouw met wie ik ooit bij een tramhalte stond. ‘ONDEUGEND’ had ze in grote dansende letters  op haar strakke T-shirt staan.

Mijn gedachten gingen op dat moment niet uit naar wegvagen of opsluiten, maar wel naar, bijvoorbeeld, een verplichte cursus ‘Aanstoot geven met uw voorkomen is geen grondrecht’.

Ach nee, uiteindelijk heb ik niet zo veel last van hoe mijn medelanders zich in de zomermaanden wensen te vertonen. Ik kan altijd de andere kant opkijken, nietwaar? Maar helaas gedragen ze zich soms ook op een manier die moeilijker te negeren valt.

Laatst overkwam het me weer: dat een gezelschap aan een tafel naast me ineens collectief opveerde en een chaotische krijgsdans begon op te voeren.  Het was natuurlijk geen krijgsdans: het was een paniekdans. En de oorzaak? Eén (1) wesp.

‘Een bij!’ roepen ze dan trouwens vaak, want ze weten het verschil niet meer omdat ze al jaren niets meer leren op school en ook verder het contact kwijt zijn met wat ik voor het gemak even ‘Gods schepselen op aarde’ noem. Eenvoudig accepteren dat sommige van die schepselen wel eens een beetje hinderlijk aanwezig kunnen zijn, dat zit er niet meer in.

Dat krijg je ervan als je niks meer weet, dan accepteer je ook niks meer, behalve misschien juist die dingen die je nooit zou moeten accepteren. Het komt erop neer dat alles buiten de eigen virtuele schijnwerkelijkheid vies en gevaarlijk is en eg nie moe kunnàh.

Nu ben ik als nadrukkelijk niet-genderneutrale, witte, half-Arabische heteroseksuele vijftigplusser altijd geboeid geweest door hoe verschillend mannen en vrouwen op situaties reageren  – dus ook op het  acute gevaar voor de gemeenschap dat de nabijheid van soms wel meer dan één (1) wesp vormt.

Je leest wel eens dat vrouwen, als het er echt op aankomt, zich moediger, kalmer en koelbloediger gedragen dan mannen. Nou, mooi niet. Ooit zag ik een gezelschap jonge Japanse vrouwen gillend wegrennen van een tafeltje omdat er een mus op was geland. Dat zie ik mannen toch niet doen, zelfs Japanse mannen niet.

Maar toch. Deze zomer zat ik een keer naast een meisje op een terras – zeker, overkomt ook mij wel eens – dat ineens woeste afwerende bewegingen met haar armen begon te maken omdat een wesp haar, én eigenlijk ook mij, op pak ’m beet een halve meter was genaderd.

‘Hij doet niks hoor,’ zei ik alsof die wesp mijn hond was. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat ik het alleen maar zei omdat het een mooi meisje was. Shame on me, maar ik ben geen Brave Hendrik, en te oud om er alsnog één te worden.

Het meisje – ze zal niet veel ouder dan 18 zijn geweest – draaide haar gezicht mijn kant op, keek mij enkele seconden met haar mooie bruine ogen zeer ernstig aan, en zei toen: ‘Weet ik… maar… ik ben nu eenmaal… doodsbang voor wespen.’

Dat ‘doodsbang’ liet ze vergezeld gaan van een diepe rilling door haar bevallige schouders, en zei ze met een nadruk die zelfs bij het vooroorlogs Hollands toneel als overacting zou zijn afgekeurd. Drama Queen dus. Ik moest onwillekeurig lachen, en tot mijn verrassing lachte ze mee. Het was, kortom, ook zelfspot, zoals ze dat had gezegd.

Ach, die mooie vrouwelijke zelfspot! Zo veel dieper, dubbelzinniger en manipulatiever dan de zelfspot van mannen, die er meestal een groot bord bij zetten, met daarop: ‘Ik maak mezelf nu even belachelijk maar daar heb ik lang op geoefend en het betekent eigenlijk dat ik heel stoer ben’. Vrouwen zoals dat meisje – vergeef me als ik generaliseer – begrijpen dat als je je aanstelt, je er beter nog een schepje bovenop kunt doen; er iets moois van moet maken; een heerlijk stukje komedie ten beste moet geven waar je om kunt glimlachen, waardoor algemene ontspanning intreedt.

Mannen heb ik eerlijk gezegd nooit enige zelfspot aan de dag zien leggen als ze door een wesp werden belaagd. ‘Ik ben niet bang voor die kutbeesten, ik heb er gewoon een grafhekel aan!’ Ja, ja, lullo. Je moeder! En: ‘Daar heb je d’r weer een! Opsodemieteren, klerelijer!’

Luistert, primitief manvolk: van dat soort scheldpartijen is een wesp niet onder de indruk. Die voelt zich daar mijlenver boven verheven. Het komt erop neer dat als er één diertje in staat is mannelijke machteloosheid bloot te leggen, het de wespus vulgaris is.

Conclusie: mannen zijn drama queens zonder drama. En natuurlijk ook zonder queen, tenzij je er ‘drag’ voor zet, en dan hebben we het ineens over heel iets anders.

En ik? Ga effe zitten. Want wat ik nu ga vertellen, daar moet je denk ik wel even tegen kunnen. Ooit, als klein jongetje, werd ik in Egypte in mijn been gestoken door een horzel. Bekend met de Egyptische Horzel? Dat is pas ongedierte, kan ik je zeggen: haast zo groot als de Egyptische kakkerlak, en die is bijna zo groot als een marmot. En geen dwergmarmot. De steek deed behoorlijk pijn, maar wat me fascineerde was hoe een fiks deel van mijn onderbeen de dagen daarop opzwol, donkerbruin werd, en vijf keer zo zwaar aanvoelde: alsof ik een nieuw been, of zelfs méér been, had gekregen.

Klein was ik ook nog toen er een keer, in de Libanese bergen, een vliegend hert – pok! – tegen mijn blote bastje aanvloog. En daar bleef zitten. En daar niet zomaar vanaf was te krijgen, met zijn enorme geweien. Ik gilde het uit, maar droom er gelukkig niet meer van.

Wel eens onzacht met een Libanees Vliegend Hert in aanraking gekomen? Nee zeker. Lucky bastards.

Enfin, om af te ronden: een jaar of tien geleden was ik aan het fietsen en ondertussen in mijzelf aan het praten toen ik een steekje in mijn gehemelte voelde en een seconde later een wesp uit mijn mond zag vliegen. Ik heb er misschien een dag een beetje last van gehad. Het is waar dat een wespensteek heeel, heeel soms, bij die uiterst zeldzame ongelukkigen die er allergisch voor zijn, dodelijke gevolgen kan hebben, maar hetzelfde geldt voor cashewnoten. Toch heb ik nooit mensen voor een cashewnoot zien vluchten. Integendeel, men stort zich erop, zonder een moment te denken aan de risico’s.

Ach, het wespengevaar. Als het echt moet, bijvoorbeeld als zo’n diertje om wat voor reden dan ook mijn mond weer in wil, wuif ik het met een minzaam, verstrooid gebaar weg. Helpt altijd.

Ondertussen zou ik wel eens willen zien wat er zou gebeuren als een Rotterdams terras waar ik vaak kom werd aangevallen door een Egyptische horzel of een Libanees vliegend hert.

De wijk werd afgezet. De marechaussee rukte uit. Slachtofferhulp maakte overuren. De eikenprocessierups zonk voor jaren in de vergetelheid. ‘Rotterdam likt zijn wonden,’ kopte het AD de volgende dag. De Telegraaf gaf de asielzoekers de schuld (‘illegale horzels op strooptocht’).

‘Als hij weer te dichtbij komt, wil ik hem wel voor je wegjagen,’ zei ik nog tegen het meisje dat nu eenmaal doodsbang was voor wespen.

Daar ging ze niet op in.

Dit verhaal is ook te lezen op HoeMannenDenken

Reacties

Vrijheid van meningsuiting is vaak strontvervelend en bestaat dus niet op deze website. Reacties zijn welkom, maar worden door mij gewogen. Ik zie veel door de vingers, maar niet alles. Scheldpartijen worden sowieso geweerd. Seksisme en racisme uiteraard ook.




* Verplicht, email adres wordt niet gepubliceerd