School2

Jongleren met de bezetting: de Palestijnse Circusschool is een kweekvijver van zelfbewuste jeugd

DOOR CARL STELLWEG

Het is zo’n typische eerste lentedag. De wereld heeft zijn winterjas afgelegd, onschuldig blauw kleurt de lucht. Op zo’n dag toont zelfs Jenin, dat oude, rurale roversnest in het noorden van de Westbank,  een toegeeflijk gezicht. Enkele jaren geleden stond het nog bekend als wereldhoofdstad van het zelfmoordterrorisme, maar dat is nu, slenterend langs de kakelbonte handelswaar van een uitpuilende middenstand, moeilijk voor te stellen.

Niet dat alle sporen van vergeefse heroïek zijn uitgewist in deze ooit roerige provincieplaats. Ze hangen er nog, de portretten van de martelaren met een automatisch geweer over de schouder en de Rotskoepelmoskee in Jeruzalem als goudkleurig baken op de achtergrond. Ze zijn nog niet verdwenen, de gekalligrafeerde leuzen die het geknevelde vaderland bezingen.

Maar ze zijn oud en vergeeld. Ze hebben terrein moeten prijsgeven aan de bedrijvigheid van gewone mensen, aan kramen met klokjes en knuffelbeesten, aan met fruit beladen handkarren en aan etalagepoppen die winkeliers vaak midden op het trottoir hebben geplant, misschien om elkaar de loef af te steken.

Jenin_Jenin3

Straatbeeld in Jenin ©Carl Stellweg

En dan is hier vandaag, behalve het voorjaar en de belofte van een alledaags, nijver burgerbestaan, ook nog de Palestijnse Circusschool neergestreken. Vrolijke jongeren, verlegen gezinnetjes en een enkele solitaire oudere heer verzamelen zich in de vriendelijke avondschemering bij de ingang van de bioscoop waar dit bijzondere gezelschap zal optreden. Het groepje biedt zo’n normale, ontspannen, zelfs hoopvolle aanblik dat het ontroert.

Maar niets is wat het lijkt op dit kleine stuk land dat al ruim 45 jaar kreunt onder een militaire bezetting. Niets in Palestina is onbekommerd, zonder lading, zonder politieke betekenis.

Wat de toeschouwers  in de tot een theatertje omgetoverde bioscoopzaal wordt voorgeschoteld is geen gewoon circus. Er zijn geen apen op driewielers of honden in rokjes, geen tenenkrommende clowns of spreekstalmeesters met sleetse frases.

De voorstelling is een door vier energieke jongemannen opgevoerde mengeling van acrobatiek en bewegingstheater; soms grappig, soms feeëriek, vaak wervelend en met een krachtige muzikale ondersteuning -  maar bovenal met een boodschap, een verhaal zonder woorden waarvan de symboliek voor een buitenstaander niet altijd makkelijk te doorgronden is, maar die voor het lokale publiek opvallend toegankelijk blijkt te zijn.

Zoveel is duidelijk: hier wordt, met nauwelijks meer dan een evenwichtsbalk, een trapezemast en wat rekwisieten, een machtsspel uitgebeeld, een strijd om dominantie en bezit. De humor is nooit ver weg en geregeld hoor je kinderen lachen; maar hoe grimmig de onderliggende strekking is blijkt ook uit de titel Kol Saber. ‘Eet de cactus’ betekent dat letterlijk, maar het is ook  een uitdrukking : ‘Eet geduld’. Vrij vertaald: opzouten, slikken  of stikken – een gevoel dat Palestijnen al te vertrouwd is.

Kol Saber

Scène uit Kol Saber

,,Dit ging over hoe wij hier leven,’’ zegt na afloop de 25-jarige ambtenaar Shada Younis, romanschrijfster in haar vrije tijd.

De solitaire heer toont zich verbaasd: ,,Dit was politiek, vermomd als amusement.” Waaraan hij glimlachend toevoegt: ,,Dat heeft me aangenaam verrast.’’

En Nofar Hayat, middelbare moeder met hoofddoek van vier kinderen: ,,Ons hele verhaal zit er in, onze worsteling met de machten die ons beheersen.”

De Palestijnse Circusschool is een klein maar verbazingwekkend instituut. Opgericht in 2006 heeft het pas sinds begin 2012 een vast onderkomen: een sfeervolle, door de circusmedewerkers zelf gerestaureerde Ottomaanse villa, gelegen in Bir Zeit; dit hoog in de heuvels verstopte voorstadje van Ramallah is ongetwijfeld de enige plaats in Palestina waar je kans loopt iemand op een eenwieler voorbij te zien fietsen.

Van een even sprookjesachtige onwaarschijnlijkheid als dit beeld is de geschiedenis van de school zelf. Die ontsprong zowel materieel als maatschappelijk aan het niets.

Er was geen circustraditie op de Westbank, er waren geen attributen. Er was niets meer dan een droom van een ongewoon echtpaar: de Vlaamse Jessika Devlieghere en de Palestijn Shadi Zmorrod. De droom was er zelfs eerder dan hun liefde. Voordat de vonk oversloeg waren ze al collega’s, die het circus naar Palestina wilden halen.

Jessika’s belangstelling voor jeugdwerk en haar preoccupatie met sociale ongelijkheid voerde haar naar Latijns Amerika, voordat zij in Zuid-Libanese vluchtelingenkampen werd overweldigd door het Palestijnse verhaal van ontheemding.

Wel ging ze zich gaandeweg storen aan het starre, sentimentele nationalisme waarmee veel Palestijnen zich in een geïdealiseerd verleden opsluiten. Ze zocht een tegenwicht voor deze slachtoffercultuur en vond die in ‘sociaal’ of ‘pedagogisch’ circus.

‘Ik begreep dat de energie waarmee het verleden werd gekoesterd, naar de toekomst moest worden omgekeerd,’ zegt ze. ‘Maar je kunt niet in de toekomst geloven zonder zelfvertrouwen. Om dat te kweken bij jongeren die in een situatie van permanente, negatieve spanning leven, is circus een perfect middel. Want als je het tot acrobaat of jongleur wilt schoppen , moet je leren op jezelf te vertrouwen. Tegelijkertijd moet je ook vertrouwen op anderen: acrobaten mogen elkaar immers – letterlijk – niet  laten vallen.’

Onderling vertrouwen, een geloof in constructieve samenwerking – volgens Devlieghere ontbreekt het de Palestijnse samenleving daaraan juist.

‘De passiviteit is groot: de Palestijnse Autoriteit heeft het verenigingsleven deels leeggezogen, buitenlandse hulporganisaties dreigen met alle goede bedoelingen de bevolking  structureel behoeftig te maken. Dan is er nog de ontwrichtende haat die de bezetting oproept.’

Wat die bezetting inwendig met je doet – dat vindt Jessika’s echtgenoot Shadi Zmorrod misschien nog het moeilijkst te verteren. Tijdens de tweede intifada, van 2000 tot 2005, zag hij het als zijn taak gewonden bij checkpoints weg te slepen. Eén keer moest hij de darmen van een man in diens lichaam terugproppen. Sindsdien is er nog maar weinig wat hem beroert. ‘Ik merk het als ons zoontje zich bezeert. Ik ben geen vader die dan onmiddellijk bezorgd opspringt. Die ouderreflex is mij afgenomen.’

Shadi groeide op in Oost-Jeruzalem. Al op zijn twaalfde zag hij theater als zijn bestemming. Nadat hij een circus op televisie had gezien leerde hij zichzelf jongleren. Bij gebrek aan ballen kocht hij sinaasappelen op de markt.

Hij sloot zich aan bij een Arabisch-Joods circusinitiatief in Oost-Jeruzalem, maar knapte af op het huichelachtige en ook tegenstrijdige mengsel van verplichte politieke neutraliteit en neerbuigende sympathie voor hem als Palestijn.

Hij besloot alleen nog circus dóór Palestijnen vóór Palestijnen te maken. ‘Ik zou een klein fortuin aan subsidiegeld kunnen opstrijken met een of ander verzoeningsproject,  maar dat zou een leugen zijn,’ zegt hij opvallend geëmotioneerd. ‘Israëliërs zijn welkom kennis te nemen van wat wij hier doen, maar uitwisselingen hebben geen zin zolang er zo veel ongelijkwaardigheid is tussen onze volken.’

Shadi trok naar Ramallah en kwam er in contact met Jessika, die daar een cursus Arabisch volgde. Snel diende zich een gouden mogelijkheid aan hun droom te verwezenlijken: een Belgische circusschool wilde een team sturen om mensen te trainen die de Palestijnse circusschool zouden moeten vormgeven. Maar een week voor hun komst raakten Israël en Hezbollah slaags. De Belgen durfden de reis niet aan.

Dat was een zware slag, maar Shadi  gaf niet op: ‘Ik zie altijd dat piepkleine lichtje aan het einde van een lange donkere tunnel. Typisch Palestijns: hoop doet ons leven.’

Palestijnen met wie hij eerder in Jeruzalem had samengewerkt liepen naar hem en Jessika over,  jongleerballen werden eigenhandig gestikt, WC-borstels veranderden in werpkegels, buitenlandse trainers kwamen alsnog over, en… enkele weken later was daar het wonder: in Ramallah werd de voorstelling  ‘Circus behind the wall’ voor 250 toeschouwers opgevoerd.

School4

Leerlingen van de Palestijnse Circusschool op hun oefenterrein ©Carl Stellweg

Dat het beperkte technische kunnen van de artiesten geen onoverkomelijk bezwaar was, kwam doordat er toen al – in de woorden van Shadi – sprake was van ‘een verhaallijn, een boodschap, een vraag’. Het gaat altijd ergens over bij de Palestijnse Circusschool, en het is ook grensverleggend, een soort totaaltheater. ‘Hoe meer disciplines, des te groter je mogelijkheden. We hebben lang genoeg in een gevangenis geleefd.’

Graag schuren Jessika en Shadi ook aan tegen de grenzen van wat een conservatieve samenleving kan verdragen. Zo schitterde in ‘Kol Saber’ een Naakte Man. Dat wil zeggen: hij droeg alleen een lange onderbroek.

Mohammad Abu Sakha (21) uit Jenin voelde geen gêne: ‘Ik zie het zo: Op het podium bepaal ik de regels.’ Neemt niet weg dat zijn verschijning weerstand opriep. ‘Klopt,’ zegt hij grijnzend. ‘Maar moet je horen: Mijn vader is heel gelovig. Hij bidt vijf keer per dag, gaat elke ochtend om vijf uur naar de moskee. Mijn moeder vroeg hem mij te verbieden zo op het podium te staan. Nee, zei mijn vader, er is niets mis mee. Het verhaal heeft het nodig.’

Mohammad is een mooi voorbeeld van een jongen die door het circus uit zijn lethargie is gewekt en zijn vader met zijn nieuwe zelfbewustzijn kennelijk heeft aangestoken.

‘Het circus heeft me geleerd scherper te kijken, dieper te graven. Als je mensen hier vraagt wat ze willen, is het antwoord steeds: een auto, een huis. Zou ik vroeger ook hebben gezegd. Niemand zegt: Ik wil naar Parijs. Of: Ik wil leren koorddansen. Ze denken dat het te moeilijk is, koorddansen. Maar het is makkelijk.’ Hij lacht: ‘Ik bedoel: Je kunt het gewoon leren.’

School5

Mohammed Abu Sakha (r.) legt uit waarom hij optreden in zijn onderbroek niet eg vindt:. Sirin Tukam (19) sloot zich aan bij de school toen ze 14 was. Ze wilde acrobaat worden. ”Maar ik heb veel meer geleerd. Ik heb geleerd op te groeien.” ©Carl Stellweg

De ster van de circusschool straalt inmiddels. Tientallen meisjes en jongens krijgen wekelijks les. Het circus is op tournee geweest in België, Duitsland, Egypte, Frankrijk, Italië. Enkele artiesten van het eerste uur hebben zich tot volbloed professionals ontwikkeld.

Daartegenover staat dat de levens van de leerlingen nog altijd even onbeschermd zijn. De hoop van ieder van hen kan elk moment de bodem in worden geslagen. Het lichtje aan het eind van de tunnel kan zich versmallen tot een speldenprik  – of uitdoven.  Er heerst nog altijd dezelfde onverzoenlijkheid, er zijn nog steeds dezelfde gevaren en beperkingen, hekken, muren, versperringen, controleposten, uitkijktorens,  onteigeningen die nooit kunnen worden aangevochten, vergunningen die altijd worden geweigerd. En steeds dreigen er confrontaties met de paranoïde moordmachine die elk paraat leger – dus ook het Israëlische leger – nu eenmaal is. Wat baten initiatieven als de Palestijnse Circusschool dan eigenlijk?

Hopelijk is dit het antwoord: ze kweken een gevoel van eigenwaarde dat op den duur sterker zal zijn dan al die onmenselijkheid en tragiek.

De woning in Hebron van wijlen Mohammed Al-Salaymeh is een stenen krot in een steegje van tien meter lang en twee meter breed.

School9

Checkpoints omsingelen de buurt, door de hoofdstraat lopen dagelijks kolonisten naar de synagoge. Bossen onkruid groeien uit de muur, maar binnen schenkt Mohammeds moeder Seven Up in sierglaasjes. Ze vertelt me wat ik al weet.

School6

Mohammed Al-Salaymeh (midden, geel T-shirt) werd op zijn 17-jarige verjaardag doodgeschoten door de Israëlische grenspolitie.

Mohammed, een stevig gebouwde, roodharige jongen die goed Engels wilde leren, kreeg bij een checkpoint  vlakbij  zijn woning ruzie met een soldaat. Een andere soldaat meende te zien dat hij gewapend was. Ze schoot hem van dichtbij zes kogels door de borst. Mohammed bleek ongewapend. Een vergissing, zoals vaker. Geen excuses, geen onderzoek.

De vader van Mohammed was naar het checkpoint gesneld nadat hij had gehoord wat er was gebeurd. Toen hij met zijn zoon meewilde in de ambulance, mishandelden de soldaten hem. Daarop ontstond een rel met omwonenden. Er  werd met traangas en rubber kogels geschoten, terwijl het lijk van de jongen nog op straat lag.

Dit alles gebeurde op 12 december vorig jaar, op Mohammeds 17de verjaardag. Enkele uren voor zijn dood hadden zijn vrienden hem nog op een grote taart getrakteerd.

school7

Mohammad al-Salaymeh (l.), enkele uren voor zijn dood. Rechts Nofar Mizrahi, lid van de Israëlische grenspolitie, die hem liquideerde.

Mohammeds moeder en ik zwijgen. Ik zoek iets om te zeggen. De seconden tikken voorbij.

Dan schiet het me te binnen. Ik vertel haar wat ik heb gehoord: dat hij een van de beste leerlingen was van de Palestijnse Circusschool.

Shukran, bedankt, zegt ze. En door haar tranen heen verschijnt een trotse glimlach.

School8

De moeder van Mohammed al-Salaymeh ©Carl Stellweg

Reacties

Vrijheid van meningsuiting is vaak strontvervelend en bestaat dus niet op deze website. Reacties zijn welkom, maar worden door mij gewogen. Ik zie veel door de vingers, maar niet alles. Scheldpartijen worden sowieso geweerd. Seksisme en racisme uiteraard ook.




* Verplicht, email adres wordt niet gepubliceerd