De oude man en het meisje van zestien
DOOR CARL STELLWEG
Je hebt je beste jaren achter je, de hangpens en erectiestoornis zijn je voorland of al een ontmoedigende realiteit. En dan word je ook nog eens op mysterieuze wijze in verlegenheid gebracht door een meisje van zestien dat eruit ziet als een meisje van twaalf en je tegen alle afspraken in de waarheid zegt.
De oude man van heden ten dage heeft het niet makkelijk en dat is een feit.
En ook de oude vrouw van heden ten dage, die niets anders in haar leven heeft dan de oude man van heden ten dage, is niet te benijden. Die is soms nog bozer dan ‘manlief’.
Voor de oude man van heden ten dage vallen meisjes van zestien uiteen in twee categorieën.
Categorie één: het verboden jonge stoeipoesje dat te vinden is in de rioolbuizen van het internet of voor een habbekrats kan worden opgehaald dan wel plaatselijk misbruikt in landen als Thailand.
Categorie twee: het dochtertje dat kwettert en snatert en posters van paarden en popsterren op de muren van haar meisjeskamer heeft hangen, dat af en toe op aandoenlijke wijze met zichzelf overhoop ligt maar pappa nog altijd op handen draagt en naar hem luistert als het erop aan komt.
De kans is nihil dat het meisje waarover het hier gaat posters van paarden en popsterren op haar kamer heeft.
Nee, daar hangen de klimaatmodellen van het IPCC, het Intergovernmental Panel for Climate Change.
De klimaatmodellen van het IPCC die onverbiddelijk wijzen naar de ondergang van de wereld. Onze wereld. Al jaren en jaren doen ze dat, de klimaatmodellen van het IPCC, daarnaar wijzen, en vandaar dat 99 procent van de mensheid er met afgewende blik langs loopt.
Dit jonge meisje, dat haar blik niet afwendt, heeft papa niet nodig, heeft papa nooit nodig gehad. Kan papa missen als kiespijn.
Het leeft in haar eigen wereld, maar kijkt vanuit die eigen wereld naar de wereld om haar heen, en ziet, met kristallen helderheid, een helderheid van ijs en vuur, hoe deze wereld Werkelijk Is.
En dat is tegen alle afspraken in! Dat gaat tegen alle redelijkheid in! Dat kind is gestoord!
Dat laatste ongetwijfeld. Asperger heet haar stoornis officieel. Ik zou het willen noemen: cognitieve harmonie. Cognitieve harmonie in een wereld van cognitieve dissonantie.
Eens te meer maakt het jonge meisje waarover ik het heb een keiharde stelregel duidelijk: jonge mensen zijn goed en oude mensen zijn slecht.
Jonge mensen hebben nog idealen en lopen over van energie, jonge mensen kunnen snel denken, jongen mensen worstelen met grote levensvragen, en voor jonge mensen is vriendschap het belangrijkste dat er is.
Oude mensen hebben zich laten corrumperen door allerlei kleine belangen, laten de schouders elk inwisselbaar jaar dat ze verder leven verder hangen, houden zich niet langer bezig met grote levensvragen maar met hun verzekeringen en hypotheek, hebben nergens meer tijd voor omdat ze zo traag zijn als stroop, en hebben geen vrienden meer maar kennissen.
Bovendien zijn jonge mensen mooi en oude mensen lelijk. Ook niet onbelangrijk. Het oog wil immers ook wat.
Jongen mensen zijn natuurlijk ook wel eens irritant. ‘Als ik die geborneerde poppenkopjes van vroeger zie, schiet ik in de lach,’ schreef wijlen Johnny van Doorn, overigens zelf altijd kind gebleven. Maar de gestolde geborneerdheid van de ouden, die is pas erg.
Het bovenstaande is van alle tijden.
Maar de oude mensen van nu, die zijn wel heel erg slecht. Slechtere, nuttelozere oude mensen dan die van nu, die zullen er in de hele geschiedenis van de mensheid misschien niet zijn geweest. En daarmee bedoel ik: de babyboomers en postbabyboomers.
Even recapituleren: de generatie van de wederopbouw wist uit de puinhopen van de Tweede Wereldoorlog een wereld van ongekende welvaart op te bouwen. Een mooie wereld, niet perfect, maar de mooiste wereld die er ooit was geweest. Het was aan de babyboomers en postbabyboomers om deze wereld nog mooier te maken door het accent te verleggen van welvaart naar welzijn. Maar na een hoopvolle aanzet in de jaren zestig en zeventig verruilden de babyboomers en postbabyboomers hun idealen voor een ongebreideld, krankzinnig consumentisme, vervingen ze het humanistische ideaal van de zelfontplooiing door het nihilistische ideaal van de zelfbevrediging en verkwanselden daarmee willens en wetens de toekomst van hun kinderen.
Willens en wetens, want de waarschuwingen dat ze die toekomst aan het verkwanselen waren, die waren legio. En nu is het te laat.
Ik ben zestig. Wat zou ik doen, als ik nu zestien was, en ik kreeg te horen dat volgens conservatieve en rigoureus geëvalueerde wetenschappelijke modellen de kans niet denkbeeldig is dat de menselijke beschaving het einde van deze eeuw niet haalt? Wat zou ik doen? Ik smeet al mijn leerboeken in het gezicht van mijn leraar, en ik ging de straat op. En dat is er wat er nu gebeurt.
En wat zeggen de ouden? Nadat ze de jongeren van nu eerst jarenlang hadden verweten geen idealen meer te hebben, alleen maar geïnteresseerd te zijn in smartphones en videospelletjes, hebben ze het lef die jongeren nu te verwijten dat ze demonstreren in plaats van naar school gaan – dat ze spijbelen.
Evenzo krijgt het meisje van zestien dat de oude man van heden ten dage zo dwars zit het verwijt dat ze zich met grotemensendingen bezig houdt; dat ze voor haar eigen zielenheil weer een ‘gewoon’ meisje van zestien moet worden. Alsof zij gewoon is. Alsof iedereen gewoon moet zijn.
Dit meisje van zestien wordt aangewreven dat ze een dader-slachtoffermodel hanteert. Maar er is een scheidslijn tussen de oudere generatie die tenminste nog een leven heeft gehad, die meer leven achter zich heeft dan voor zich, en die alleen maar aan haar eigen leven heeft gedacht – de daders – en de generatie die nog niet zo lang leeft maar al geen leven heeft om naar uit te kijken: de slachtoffers.
Dit meisje van zestien polariseert om te mobiliseren. De jongerenbeweging die ze bezig is op te zetten, is bittere noodzaak. Ouderen die zich aangesproken voelen, kunnen op haar afgeven, maar ze doen er beter aan zich bij haar aan te sluiten, zich solidair te betonen met haar en haar generatie. Dat is wel het minste. Anders wordt dit een generatiestrijd als nooit tevoren.
Er wordt haar ook verweten dat ze zwart-wit denkt. Ze geeft dat zelf grif toe. ‘Ik zie de dingen zwart-wit en ik houd niet van liegen.’ Niets zou zwart-wit zijn, wordt haar voorgehouden. ‘Een gevaarlijke leugen’, zegt ze terecht in deze speech, de indrukwekkendste speech sinds Martin Luther King.
Dan nog één ding. Ouderen beginnen, als ze niks beters meer weten, als ze run out of excuses zijn, nogal vaak over ‘hoop’. Maar dat soort ‘hoop’ is gif. Of op zijn best een verdovende impuls. ‘Hoop’ in die context, hoop als uitvlucht, staat in mijn top-vijf van ajakkiebah-woorden, samen met smegma, vleesboom, darmflora en tenenkaas. Ouderen hebben altijd hoop, jongeren niet. Jongeren zijn hoop.
‘Ik wil jullie hoop niet,’ zei Greta Thunberg. ‘Ik wil niet dat jullie hoopvol zijn. Ik wil dat jullie in paniek raken.’
En toen begreep ik dat zij en ik verwante zielen zijn.
Reacties
Vrijheid van meningsuiting is vaak strontvervelend en bestaat dus niet op deze website. Reacties zijn welkom, maar worden door mij gewogen. Ik zie veel door de vingers, maar niet alles. Scheldpartijen worden sowieso geweerd. Seksisme en racisme uiteraard ook.