De grote vijand die Israël heimelijk koestert
DOOR CARL STELLWEG
Meer dan 2100 doden, vele duizenden gewonden, een half miljoen ontheemden en een materiële schade waarvan het herstel vele jaren zal vergen: ziedaar de oogst van vijftig dagen rauwe asymmetrische oorlogvoering in de Gazastrook. Volgens Israël ging het om zelfverdediging. Duidelijk is in ieder geval dat de operatie ‘Protective Edge’ onderdeel is van een patroon, een wetmatigheid, waarvoor tien jaar geleden een bewuste basis is gelegd, en waarvan het einde nog niet in zicht is. Een uitgebreide reconstructie, in de vorm van een treurspel in vier bedrijven.
BEDRIJF I. HET EINDE VAN DE TWEEDE INTIFADA, DE VERKIEZING VAN MAHMOUD ABBAS EN DE ONTRUIMING VAN DE GAZASTROOK
Het zijn de eerste dagen van 2005. Yasser Arafat is nog geen twee maanden dood. Samen met hem lijkt ook de bloedige Tweede Intifada ten grave te zijn gedragen. De chaos in de Palestijnse gebieden waarvoor werd gevreesd na het verscheiden van de grote leider blijft uit. Sterker, de campagne voor de presidentsverkiezingen die Mahmoud Abbas in januari met gemak wint, verloopt opmerkelijk ordentelijk.
Het woord ‘intifada’ lijkt tijdens die campagne een scheldwoord. Abbas belooft een einde te maken aan de gewapende strijd. Veel Palestijnen die ik ontmoet, onder wie met name de echtgenotes en moeders die een onzichtbare prijs voor het geweld hebben betaald, hebben er oren naar: khalas, genoeg, finish intifada. Tegelijkertijd tuiten ze sceptisch hun lippen als ik vraag of er wel perspectief zit in een vreedzame voortzetting van de strijd voor Palestijnse zelfbeschikking.
Wat Abbas propageerde leek hoe dan ook bittere noodzaak. Het uitzichtloze gewapende verzet had de Palestijnse samenleving ontwricht. In Nablus en Jenin dansten lokale bestuurders naar de pijpen van gewapende bendes. De honderden Israëlische controleposten en wegversperringen maakten het dagelijks leven tot een kwelling. Wat de Palestijnen dringend te doen stond was het eigen huis op orde brengen, het banditisme terugdringen, hun instellingen versterken, het maatschappelijk middenveld speelruimte bieden en de Israëliërs minder aanleiding tot draconisch optreden geven. Met de belofte van een geweldloze intifada won Abbas met grote meerderheid van stemmen de verkiezingen. Al had hij geen serieuze tegenstanders – zo was er geen Hamas-kandidaat en zat zijn belangrijkste rivaal binnen zijn eigen Fatah-beweging in het gevang – het was toch bemoedigend dat deze gematigde oudgediende de teugels in handen kreeg.
Abbas had wel wat externe aanmoediging nodig om vuurgevaarlijke elementen koest te kunnen houden: een gebaar van verzoening, een paar vertrouwenwekkende maatregelen van Israëlische zijde, hoe miniem ook. In plaats daarvan werd de Palestijnse president resoluut gemarginaliseerd – met steun van het Witte Huis, waar neo-conservatieven de lakens uitdeelden. Alvorens met de geringste concessie te komen eisten de Israëliërs, in hun eigen woorden, ‘absolute en onmiddellijke kalmte’ aan het intifada-front. Het meest onbeduidende incident was genoeg voor de verzuchting dat er geen partner voor vrede was.
Abbas slaagde er nochtans in het gewapend verzet te smoren. Hij deed dat in nauwe samenwerking met het Israëlische veiligheidsapparaat. Als gematigde bureaucraat toonde hij zich daarnaast aanmerkelijker betrouwbaarder dan Yasser Arafat, de eeuwige guerrillaleider. Toch bleef de door de VS uitgedokterde ‘routekaart naar Vrede’ een dode letter.
Maar zie: tegelijkertijd nam de toenmalige premier Ariel Sharon een historisch besluit: het ontruimen van de nederzettingen in de Gazastrook. Het leidde tot hevig gekrakeel in de Israëlische politiek, maar met de onverschrokkenheid hem eigen zette Sharon door, en zo werden op 14 en 15 augustus 2005 zo’n 8000 kolonisten uit hun woningen gesleurd en vertrok daarna ook het Israëlische leger.
Voor een deel van de Westerse publieke opinie veranderde Sharon met deze spectaculaire actie op slag van een havik in een duif, een Israëlische versie van Charles de Gaulle. De Franse oorlogsheld was eind jaren vijftig aanvankelijk ingehaald om Algerije voor het vaderland te behouden, maar bracht uiteindelijk de wijsheid op het gebied onafhankelijkheid te schenken. Velen zagen in de Israëlische premier, met zijn door oorlogsmisdaden besmette verleden, een historische evenknie – een ‘bastard for peace’, zoals de Amerikaanse journalist Thomas Friedman die in zijn standaardwerk ‘From Beirut to Jerusalem’ beschrijft: de havik die als enige in staat is een geloofwaardige vrede te sluiten, omdat als een dergelijke vrede niet de best denkbare optie zou zijn, een havik daar nooit voor zou kiezen.
In werkelijkheid was de opgave van de Gazastrook geen vredesmaatregel, maar een oorlogsgambiet. Door afstand te doen van een handvol nederzettingen op een stukje grond met weinig joods-historische wortels en economische betekenis, hoopte Sharon zijn greep op de Westelijke Jordaanoever te verstevigen en het vredesproces de pas af te snijden. Dat viel in elk geval op te maken uit de woorden van Sharons naaste adviseur Dov Weissglass: ‘Het ontruimingsplan heeft tot doel het vredesproces te bevriezen,’ liet hij zich ontvallen tegen de Israëlische krant Haaretz. ‘Wanneer dat lukt voorkom je de vestiging van een Palestijnse staat, voorkom je ook een discussie over vluchtelingen, grenzen en Jeruzalem. De ontruiming verschaft de formaldehyde die nodig is om ervoor te zorgen dat er geen politiek proces komt met de Palestijnen.’
Sharon was destijds bang dat hij de controle zou verliezen over de schijnvertoning die ‘vredesproces’ heette. Zolang zogeheten vredesbesprekingen gevangen bleven in het verlammende keurslijf van de Amerikaanse bemiddeling, kon hij gerust zijn. Inmiddels waren echter twee serieus te nemen ‘wilde’ initiatieven gelanceerd die deze status quo bedreigden. Het eerste kwam in 2002 van Saoedi-Arabië en behelsde een historisch vredesvoorstel van alle 22 landen van de Arabische Liga. Het tweede – het ‘initiatief van Genève’ – hield een gedetailleerd uitgewerkt tweestatenplan in, opgesteld door ervaren politici en deskundigen. Sharon concludeerde dat alleen een Israëlisch initiatief hem voor het vredesmoeras zou behoeden. Zo kwam hij op het idee Gaza op te geven. Het bood hem de mogelijkheid twee potentieel baanbrekende vredesvoorstellen te negeren.
‘De ontruiming verschaft de formaldehyde die nodig is om ervoor te zorgen dat er geen politiek proces komt met de Palestijnen’
Toch zorgde de terugtrekking uit Gaza even voor euforie en hoop voor de toekomst onder de Palestijnen. De mijlpaal werd weliswaar kortsondig ontsierd door een regen van Qassam-raketten, plunderingen en vernielingen van door de kolonisten achtergelaten infrastructuur, maar dergelijke ongeregeldheden waren te verwachten na een unilaterale terugtrekking zonder hoffelijke overhandiging van de huissleutels. De onlusten waren ook niet zo grootschalig als later is voorgesteld. Zeer hardnekkig is het verhaal van de kassen van kolonisten die Palestijnen zouden hebben verwoest, terwijl ze daarmee juist hun economische voordeel hadden kunnen doen. In werkelijkheid hadden de kolonisten zelf de helft van die kassen vlak voor hun vertrek ontmanteld, en bleef de andere helft ondanks pogingen tot vernieling behouden. De Palestine Economic Development Company, opgericht door de Palestijnse Autoriteit, investeerde tientallen miljoenen dollars om van de kassen een rendabel economisch project te maken. Helaas moest het in februari 2006 worden opgedoekt omdat Israël de grensovergang Karni steeds sloot en er dus geen export mogelijk was.
Het verhaal van de door Palestijnen vernielde kassen blijft helaas circuleren als bewijs van de chronische Palestijnse onwil om iets constructiefs tot stand te brengen – Hillary Clinton bracht het laatst nog te berde en kreeg geen tegengas.
Hoewel de Gazastrook met zijn armoede, overbevolking, sociale problemen en fanatieke militantisme een onrustig en soms ook onveilig oord is, heerst er zelden anarchie. Dat was ook niet het geval na de aftocht van de kolonisten. Binnen 48 uur was de rust hersteld – ook volgens James Wolfensohn, ex-president van de Wereldbank, die werd benoemd tot speciale gezant voor Gaza van het Midden-Oostenkwartet, een instelling bestaande uit de VS, de VN, de EU en Rusland die betrokken is bij het vredesproces.
Er waren verwachtingen, maar die maakten snel plaats voor desillusie. In korte tijd stortte de Gazaanse economie in. Directe oorzaak was dat de grensovergangen goeddeels dicht bleven, in weerwil van een met de Palestijnse Autoriteit gesloten ‘Agreement on Movement and Access’. Israël, dat volledige controle over de grenzen behield en deze dus naar believen kon openen en sluiten, voerde veiligheidsoverwegingen aan voor zijn restrictieve beleid. De tunnelactiviteit heette toen al een probleem te zijn. Ook werd op 25 juni 2006 de Israëlische korporaal Gilad Shali bij een militaire post in het zuiden van de Gazastrook ontvoerd. Hij zou pas ruim vijf jaar later vrijkomen.
Waren de Israëlische veiligheidszorgen werkelijk genoeg reden de Gazastrook vrijwel vanaf het begin zo streng af te grendelen? Volgens James Wolfensohn zat er meer achter. In een inmiddels befaamd interview met de Israelische krant Haaretz (‘All the dreams we had are now gone’) pleit hij onbekwame Palestijnse bestuurders niet vrij. Opmerkelijker is echter dat hij de Amerikaanse regering ervan beticht de behartiging van de Palestijnse belangen waarvoor hij was aangesteld te hebben gesaboteerd. Wolfensohn noemt expliciet Elliott Abrams, destijds plaatsvervangend veiligheidsadviseur van president Bush en een prominente vertegenwoordiger van de neo-conservatieve stroming. Naar verluidt speelde Abrams later ook een belangrijke rol in pogingen een Palestijnse burgeroorlog te ontketenen.
Wolfensohn, een verklaarde zionistische jood die zich graag liet voorstaan op zijn vriendschap met Sharon, meende niet alleen een mandaat te hebben om de Gazaanse economie op weg te helpen, hij dacht ook als gelijkwaardige partner aan de onderhandelingstafel te mogen plaatsnemen. Tot zijn verbazing werd zijn functie binnen enkele maanden volledig uitgehold en kreeg hij geen stem in de vredesbesprekingen. Hij verloor zijn staf en zelfs zijn kantoor en hoewel hem werd verzocht aan te blijven, bedankte hij voor de eer en trad hij na 11 maanden af.
Wolfensohn gaf zichzelf uiteindelijk de schuld; ‘Ik heb mijn mandaat overschat’. Maar God hoort hem tussen de regels van het interview door brommen.
Na het vertrek van Wolfensohn en de mislukking van het akkoord over grensovergangen nam het aantal beschietingen met Qassam-raketten toe. Hoewel deze slechts zeer sporadisch slachtoffers eisten, verhevigde Israël de blokkade. In dit klimaat van toenemende verpaupering, marginalisering, extremisme en onverzoenlijkheid nam Bush vervolgens een opmerkelijk besluit: er moesten Palestijnse parlementsverkiezingen komen. De president wilde voor een lichtpuntje zorgen en ook vorderingen boeken in zijn verklaarde streven het Midden-Oosten te democratiseren.
Tot ontzetting en onbegrip van hemzelf en zijn staf werden deze verkiezingen in januari 2006 ruim gewonnen door Hamas.
BEDRIJF II. DE ONONTKOOMBAARHEID VAN HAMAS
De Britse journalist Robert Fisk, een Midden-Oosten-veteraan, heeft net als velen geen hoge pet op van de islamitische verzetsbeweging. ‘Ja, inderdaad, Hamas is corrupt, cynisch, meedogenloos,’ schreef hij kort geleden nog. ‘De meeste zegslieden zijn zo dom, praten zo onsamenhangend,en zijn zo vatbaar voor onbeschofte stemverheffing, dat er geen vriendelijke Israëlische woordvoerder als Mark Regev nodig is om de wereld tegen ze in het harnas te jagen.’
In 2000 ontmoette ik in Gaza voor het eerst een hoge functionaris van Hamas. Het was Mahmoud Zahar, chirurg van beroep, een beruchte hardliner, en een van de oprichters van de beweging. Hij maakte op mij geen domme indruk. Onbeschoft was hij zeker ook niet, noch sprak hij onsamenhangend. Hij beklaagde zich uitvoerig over het cynisme en de corruptie van Fatah, de beweging van Yasser Arafat en Mahmoud Abbas, en leek hiervoor voldoende reden te hebben. Over Israël zei hij, in een aan zijn professie ontleende beeldspraak: ‘Een vreemd element in het grote islamitische lichaam, dat vroeg of laat zal worden afgestoten’.
De wijze waarop Zahar het vredesproces fileerde was overtuigend: ‘Het vredesproces is niets anders dan een herverkaveling van de bezetting. Onze infrastructuur is erdoor beschadigd, ons bestuur versnipperd, onze bevolking verarmd. Er is een geweldige schade aangericht. Keer op keer heb ik Yasser Arafat voorgehouden dat hij op de verkeerde weg was. De belofte van autonomie die Israël ons heeft gedaan is volstrekt onvoldoende. Autonomie betekent een zekere mate van zelfbestuur voor een minderheid, onder de vleugels van een centrale regering. Palestijnen zijn geen minderheid en Israël is niet onze regering. Gewapend verzet? Inderdaad, dat hebben we altijd gepropageerd. Maar de toevlucht daartoe is niet bepaald een unicum in de geschiedenis. Wij houden niet van geweld, geweld is soms een onontkoombare keuze.’
Aan het eind van het gesprek dreigde hij met zelfmoordaanslagen. Geen loze woorden, bleek later.
‘Israël is een vreemd element in het grote islamitische lichaam, dat vroeg of laat zal worden afgestoten’
De ontmoeting met Zahar bezorgde me een loodzwaar gevoel van onontkoombaarheid. Het leek me een uitgemaakte zaak dat Hamas de Palestijnen iets essentieels te bieden had. Het was een beweging die, ondanks haar totalitaire tunnelvisie, in grote lijnen de waarheid sprak, hoe onbarmhartig die ook was, en die daarnaast duidelijk ergens voor stond – dit in tegenstelling tot Fatah en de kritische Palestijnse intellectuelen die al vóór de ondertekening van de Oslo-akkoorden door Yasser Arafat en diens entourage op een zijspoor waren gezet. Hamas bleef verschoond van de verdenking met het Westen te heulen, en ontmaskerde Arafat als een man die zich van revolutionair boegbeeld tot Israëlische zetbaas had laten degraderen. Het onverzoenlijke, religieus geïnspireerde nationalisme van Hamas bood veel Palestijnen een houvast, een mogelijkheid hun zelfrespect te behouden. Belangrijk was natuurlijk ook dat Hamas als sociale beweging de Palestijnen op een efficiëntere en onbaatzuchtigere wijze bijstond dan de Palestijnse Autoriteit.
Het meest verrassende aan de verkiezingszege van Hamas was dan ook niet die zege zelf, maar het ongeloof waarmee er wereldwijd op werd gereageerd. Bleek hieruit geen gebrek aan inzicht – en misschien ook interesse – in de noden van de Palestijnen?
Méér democratie, zo toonde deze verkiezingsuitslag aan, betekende niet altijd méér veiligheid. Daarin hadden Bush en zijn aanhangers zich pijnlijk vergist. Veiligheid is voor Palestijnen in zekere zin een non-starter, een inherente leugen zolang de Israëliërs niet opkrassen. ‘De meeste Amerikanen hebben een romantische kijk op democratie,’ schreef de Herald Tribune. ‘Ze denken: er zijn geen slechte mensen, alleen slechte leiders. Geef de macht dus aan het volk, dan krijg je vanzelf een ‘goed’ bewind. Probleem is dat wat ‘goed’ is, afhankelijk is van waar je bent. Voor mensen die in welvaart leven, is oorlog een slechte zaak. Als je arm bent, vind je oorlog misschien een goed idee.’
De Palestijnen hadden niet zozeer op Hamas gestemd omdat ze oorlog wilden – ze hadden op Hamas gestemd omdat voor hen het woord ‘vrede’ iedere zindelijkheid had verloren, omdat het een woord was geworden dat stonk naar rotte eieren, naar een zwavelachtig mengsel van verbroken beloftes, bedrog, cynisme, huichelarij en arrogantie. Ze hadden op Hamas gestemd omdat deze beweging, hun barre toekomstperspectief in aanmerking genomen, hen een eiland van respectabiliteit toescheen. Veel meer dan Fatah was en is Hamas een nationale beweging, sterk in de maatschappij geworteld. Hamas is na jaren heerschappij in de Gazastrook mogelijk nu ook corrupt, maar in 2006 was dat zeker nog niet het geval.
‘De meeste Amerikanen hebben een romantische kijk op democratie’
Wat haar openlijke afwijzing van het vredesproces betrof, kreeg Hamas dubbel en dwars gelijk. Terwijl dat proces zich voortsleepte, versnelde Israël de bouw van nederzettingen. Deze politiek maakte een vrede die voor Palestijnen niet vernederend was, onmogelijk. Hamas bood Palestijnen een uitweg uit die vernedering – een zwaar onderschat aspect in het Westen, waar materiële voorspoed de maat van vrijwel alle dingen is. Wanneer die voorspoed goeddeels ontbreekt en ook helemaal niet bereikbaar lijkt, worden abstracties als waardigheid en trots en zelfrespect kostbaarheden waaraan mensen zich soms heviger vastklampen dan aan het leven zelf.
Wat de zelfmoordaanslagen betrof: die zagen de meeste Palestijnen als enige mogelijkheid de Israëliërs even hard te treffen als de Israëliërs hen. Ze waren de enige hoop het conflict militair te winnen. ‘Wij hebben geen F-16’s, Apache-helikopters of tanks, wij kunnen alleen onze eigen lichamen als bommen inzetten,’ verluidde het. Een prominente Palestijnse journalist die bij het station MBC uit Dubai werkte vertelde mij in vertrouwen dat hij zelfmoordaanslagen met zijn ratio als verwerpelijk kon afdoen, maar toch steeds grote moeite had een gevoel van genoegdoening te onderdrukken als er zich weer een had voorgedaan.
Israëliërs gebruiken graag de term ‘morele helderheid’ om het verschil aan te geven tussen de fatsoenlijke democratie die zij pretenderen te vertegenwoordigen en een terreurbeweging zonder ethische remmingen als Hamas. In de ogen van veel Palestijnen ligt het morele gelijk echter volledig bij Hamas. Tegenover de dode Israëlische burgers als gevolg van zelfmoordaanslagen stellen zij het significant grotere aantal dode Palestijnse burgers dat het onvermijdelijke, in te calculeren uitvloeisel is van de onrechtvaardige Israëlische bezettingspolitiek. De Israëlische bewering dat Palestijnse burgers geen ‘doelwit’ zijn, wijzen Palestijnen derhalve van de hand.
Juist Hamas kiest voor morele helderheid door het bestaansrecht van de joodse staat principieel af te wijzen, aangezien deze staat grotendeels is gebouwd op gestolen grond. Aan het impliciete verzoek te betalen voor de gruwelen van het Europese antisemitisme weigeren de Palestijnen te voldoen. De meeste Israëliërs komen van elders, hebben geen reële band met het deel van de wereld waar zij zich hebben gevestigd en horen er dus ook niet thuis. Zo ziet Hamas het, zo ziet de meerderheid van de Palestijnen het ook, en de kans dat er ooit verandering zal komen in dit standpunt lijkt bijzonder klein.
Hamas en ‘de’ Palestijnen zijn wél bereid tot de erkenning van Israël als feit, tot een min of meer vreedzame co-existentie met een entiteit die ze niet bevalt, omdat het niet anders kan. Daarom bood sjeik Ahmed Yasin, de historische leider van Hamas, een hudna aan, een ‘bestand voor onbepaalde tijd’, waarbij het aan ‘toekomstige generaties’ zou worden overgelaten een ‘definitieve beslissing’ te nemen over de verhouding tot elkaar. Israël wees dit aanbod af, sterker nog: sjeik Yasin werd geliquideerd.
Dit alles betekent niet dat de ideologie van Hamas, met haar valse symbolen van heldhaftigheid, haar pathologische verheerlijking van geweld en martelaarschap, haar gebruik van religie als middel tot repressie en haar brute en rigide optreden, geen weerzin zou mogen wekken. In de woorden van David Brooks, columnist van de New York Times: ‘Verheven militantisme is beter dan alledaags bestuur, heethoofdigheid beter dan compromisgezindheid, terreur nobel en de uiteindelijke overwinning subliem.’
Probleem is dat redelijke democraten in een klimaat van achterstelling, onderdrukking en arbitrair geweld iedere overtuigingskracht ontberen. Wie wil begrijpen wat voor een plek de Gazastrook is, moet in de eerste plaats beseffen dat burgerlijke verworvenheden geen gewicht in de schaal leggen, omdat er geen burgerij is. Er is vooral de onmeedogende vlakschaaf van de armoede.
Beelden van kleuters die met machinepistolen in de hand en bomgordeltjes om in optochten meelopen veroorzaken in het Westen afgrijzen. Dat is te begrijpen. Ook de meeste Palestijnse ouders zullen hun kinderen ver van dergelijke zaken willen houden. Maar waar westerse waarnemers die beelden uitlichten omdat ze zich dat kunnen veroorloven, geven voor Palestijnen andere zaken de doorslag.
De verkiezingszege van Hamas opende ook nieuwe perspectieven. Wie in het Westen daarop durfde te wijzen, kreeg weinig bijval. Illustratief is het volgende voorval: In het voorjaar van 2006 bood de nieuw aangestelde Israëlische ambassadeur in Den Haag, Harry Kney-Tal, Nederlandse persvertegenwoordigers een lunch aan. Obligate afschuw over de uitkomst van de Palestijnse parlementsverkiezingen domineerde de conversatie. Een journalist van het Algemeen Dagblad die ik niet bij name zal noemen kreeg op den duur zo genoeg van dit zelfzuchtige geweeklaag dat hij de ambassadeur vroeg of hij nu werkelijk niets positiefs in de verkiezingsoverwinning kon zien: immers, door de politieke arena te betreden zou Hamas van een activistische in een politieke organisatie veranderen, een pragmatischer koers moeten varen, compromissen moeten sluiten, manipuleerbaar en corrumpeerbaar worden. Was dat niet iets om naar uit te zien? Of wilde de ambassadeur liever dat Hamas doorging met zelfmoordaanslagen?
Het antwoord van de diplomaat was een verongelijkt geprevel dat in de grote vijver der vergetelheid is opgelost. De AD-journalist, die tot dan een redelijke verhouding had met de Israëlische ambassade en met Kerstmis zelfs geheel ongevraagd persoonlijke cadeautjes van de persvoorlichter ontving, zou drie jaar lang taal noch teken meer van die ambassade ontvangen.
Een journalist van het Algemeen Dagblad kreeg op den duur zo genoeg van dit zelfzuchtige geweeklaag dat hij de Israëlische ambassadeur vroeg of hij nu werkelijk niets positiefs in de verkiezingsoverwinning van Hamas kon zien
Van een dergelijke starheid, maar dan op macroniveau, getuigde ook de houding van de VS, de EU en de Israëlische regering. Zij besloten de Palestijnse bevolking collectief te straffen voor de stembusuitslag. De Palestijnse Autoriteit, ofwel de Palestijnse overheid, kreeg even geen hulpgeld meer, en ook geen belastingafdrachten (die Israël namens de Palestijnse Autoriteit inde). Deze boycot trof Hamas niet, dat ontving immers toch al geen westers hulpgeld. De subsidie uit Iran bleef vrijwel ongehinderd doorstromen. Tegelijkertijd werd Mahmoud Abbas, die kort daarvoor nog geen partner voor de vrede heette te zijn, ineens opzichtig het hof gemaakt. De president kreeg zelfs in het geheim wapens en geld toegeschoven.
Waarom? Het klinkt als een slechte B-film, maar om een coup te plegen.
Het Amerikaanse tijdschrift Vanity Fair wist de hand te leggen op documenten die dit geheime initiatief blootlegden. Het was goedgekeurd door Bush en werd ten uitvoer gelegd door minister van Buitenlandse Zaken Condoleezza Rice en de eerder genoemde Elliot Abrams, plaatsvervangend veiligheidsadviseur. Het idee was een Palestijnse burgeroorlog te ontketenen. Het Fatah-kopstuk Mohammed Dahlan, destijds hoofd van de preventieve veiligheidsdienst in de Gazastrook, moest de middelen krijgen om de door Hamas geleide regering ten val te brengen. Amerikaanse beleidsmakers zagen Dahlan destijds als een kroonprins binnen de PLO. Hij was jong, intelligent, ambitieus, sprak goed Engels en had goede manieren, Maar ook was hij vanwege zijn maffiose praktijken en het brute optreden van zijn vele bodyguards, de meest gehate man in de Gazastrook onder Hamas-aanhangers .
In het Witte Huis gaf het plan aanleiding tot verhitte debatten. Een grote tegenstander was David Wurmser, verklaard neoconservatief en adviseur voor het Midden-Oosten van Dick Cheney. Hij beschuldigde de regering-Bush ervan een smerige oorlog te willen uitlokken ‘om een corrupte dictatuur onder leiding van Abbas de overwinning te bezorgen’.
Uiteindelijk kreeg Hamas lucht van het complot. Er ontstond een kort maar bloedig treffen met Fatah. De uitkomst was dat het Fatah-leiderschap, in het bijzonder Dahlan, de Gazastrook moest ontvluchten. Hamas zette een alternatieve regering op, terwijl Fatah zich terugtrok op de Westelijke Jordaanoever. Abbas bleef er in westerse ogen de legitieme Palestijnse leider, met een Hamas-loze regering onder zijn hoede, ondanks de verkiezingsuitslag. De hele situatie was de schuld van Hamas, luidde de gangbare lezing, die Wurmser niet deelde: ‘Wat er gebeurd is lijkt mij geen coup van Hamas maar een couppoging van Fatah, die, voordat ze kon worden uitgevoerd, werd verijdeld.’ Wurmser trad af als adviseur van Cheney.
BEDRIJF III. DE BLOKKADE EN WAAROM DIE ER IS
De machtsgreep van Hamas in 2007 was voor Israël reden over te gaan tot de blokkade die nu nog voortduurt. De levensomstandigheden in de Gazstrook zijn daardoor verder verslechterd. Economische ontwikkeling is onmogelijk. Niet zozeer door de invoerbeperkingen, want ondanks de lage koopkracht is de Gazastrook tot op de dag van vandaag een aardig afzetgebied voor Israëlische bedrijven. Wel houdt Israël vrijwel alle export en al het uitgaande verkeer tegen. Israël verdient dus wel aan Gaza, maar Gaza niet aan Israël. Alle contracten tussen Israëlische bedrijven en hun Palestijnse aannemers zijn ontbonden. Alle Palestijnen die ooit in Israël werkten hebben hun baan verloren. Elk contact tussen de Gazaanse economie en die van de Westelijke Jordaanoever is afgesneden, waardoor de toch al kleine Gazaanse middenklasse is weggevaagd. Lichtpunt was de koekjes- en ijsfabriek Al-Awda, die in 30 jaar tijd en tegen de stroom in uitgroeide tot de omvangrijkste Palestijnse privé-onderneming. Dat is sinds kort verleden tijd: Israëlische tankgranaten hebben de fabriek vernietigd.
Israël zegt dat dit beleid van verstikking en isolering nodig is voor zijn veiligheid. Maar Gazaanse boeren mochten pas onder hevige druk van de Europese Unie aardbeien, cherry-tomaten en paprika’s naar Nederland exporteren. De vraag rijst wat voor veiligheidsrisico er kleeft aan landbouwproducten; waarom er ‘hevige druk’ nodig is om de export van groente en fruit mogelijk te maken
De rechtvaardiging voor het huidige Israëlische optreden staat of valt eigenlijk bij twee beweringen. De eerste is dat de raketbeschietingen uit Gaza niet zijn te verdedigen als verzet tegen een bezetting. Niet alleen omdat ze geen militair doel dienen, burgers kunnen treffen en dus formeel oorlogsmisdaden zijn (al eisen ze gemiddeld slechts drie levens per jaar), maar ook omdat Israël het gebied negen jaar geleden heeft verlaten en de Gazastrook dus de facto een zelfstandige staat is. Maar Israël is Gaza’s grenzen blijven controleren (op de zuidgrens na die Egypte met goedvinden van Israël controleert), Israël is samen met Egypte blijven bepalen wie het gebied in of uit mag, Israël is baas over het luchtruim en over de territoriale wateren en beheert zelfs het bevolkingsregister. Tevens heeft Israël binnen de Gazastrook een veiligheidsstrook aangelegd waar enkele van de meest vruchtbare landbouwgronden liggen. Conclusie: Israël houdt volgens het internationaal recht de Gazastrook nog steeds bezet.
Dat er geen nederzettingen meer zijn in de Gazastrook is verder niet van belang voor deze vaststelling, Volgens het internationaal recht mogen die niet eens in bezet gebied worden gebouwd. Niet voor niets zijn de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever door de gehele internationale gemeenschap als illegaal bestempeld.
Israël houdt volgens het internationaal recht de Gazastrook nog steeds bezet
Een tweede en nog belangrijker argument dat Israël ter verdediging van de blokkade aanvoert is dat de machthebbers in Gaza de hele ellende over zichzelf hebben afgeroepen door Israël met raketten te bestoken in de twee jaar tussen de Israëlische terugtrekking (2005) en het moment dat deze blokkade inging (2007), in plaats van zich aan economische ontwikkeling te wijden. Wat voor garantie had Israël dan dat de situatie zou verbeteren als het de blokkade ophief? Maar de verslagen van het United Nations Office for the Coordination of Humanitarian Affairs over de uitvoering van het akkoord betreffende de grensovergangen wekken onontkoombaar de indruk dat er nooit een serieuze intentie is geweest dat akkoord uit te voeren, onveiligheid of niet; het interview met James Wolfensohn ondersteunt deze zienswijze.
Het hinderen van de uitvoer van Palestijnse kasproducten, nog vóór de instelling van de officiële blokkade, verbeterde de Israëlische veiligheid niet. Het was een collectieve straf die tot doel had de bevolking op te zetten tegen militanten die raketten afschoten. Een misrekening, want voor de Gazanen zal wat Israël hen aandoet altijd zwaarder wegen dan wat de militanten hen aandoen, ongeacht het causale verband.
Zouden de Israëlische strategen dat werkelijk niet inzien? En zou Israël de Gazastrook werkelijk graag hebben zien bloeien? Onwaarschijnlijk, als het de bedoeling van de ontruiming was om het vredesproces te smoren, zoals Sharons adviseur Dov Weisglass in de krant Haaretz stelde. Een bloeiende Gazastrook zou reclame voor het vredesproces zijn geweest, en zou de roep om verdere concessies hebben versterkt. Het is in dat licht veel logischer te veronderstellen dat het vanaf het begin de opzet was de Gazastrook zo veel mogelijk af te zonderen, en extremisme en raketbeschietingen hiervoor als alibi te gebruiken.
BEDRIJF IV. EEN ALTERNATIEVE TWEESTATENOPLOSSING
Als politici van Netanyahu’s signatuur al een tweestatenoplossing nastreven, is dat een hele andere tweestatenoplossing dan de internationale gemeenschap beoogt en acceptabel acht. De Palestijnen mogen het hebben, hun lompenrepubliekje, hun onooglijke stadstaatje in de Gazastrook. Voorwaarde is dat Israël de Westelijke Jordaanoever in zijn geheel toevalt. Feitelijk is al meer dan 60 procent van dat gebied geannexeerd: het betreft de zogeheten C-gebieden die volledig onder Israëlisch bestuur staan, waar alle nederzettingen gesitueerd zijn en waar slechts enkele honderdduizenden Palestijnen wonen. Als de internationale gemeenschap officiële annexatie zou accepteren, zou er weinig op tegen zijn die Palestijnen het Israëlische staatsburgerschap aan te bieden.
In het overige deel van de Westelijke Jordaanoever liggen de Palestijnse bevolkingsconcentraties: steden als Hebron, Nablus,Ramallah, Bethlehem, Jenin, Tulkarem en Jericho, waar in meer of mindere mate sprake is van lokale autonomie. Deze ‘bantoestans’ zouden de bouwstenen moeten vormen van een toekomstige Palestijnse staat. Daar staat Netanyahu’s hoofd duidelijk niet naar. Waarnaar dan wel? Voor een mogelijk antwoord op die vraag is het nuttig aandacht te schenken aan het gedachtegoed van elementen in de Israëlische politiek die nu nog als radicaal te boek staan, maar almaar meer mainstream worden.
Knesset-lid Ayelet Shaked, wier partij HaBayit HaYehudi (het Joodse Thuis) in de huidige Israëlische regeringscoalitie is vertegenwoordigd, baarde enige tijd geleden opzien door op haar facebook-muur een pleidooi voor genocide op de Palestijnen te publiceren. De moeders van Palestijnse martelaren zouden moeten worden gedood, om te voorkomen dat zij ‘nieuwe kleine slangen baren’, zo viel te lezen. Ook zou Israël de oorlog moeten verklaren aan ‘de gehele Palestijnse bevolking’, ouderen en vrouwen inbegrepen. Steden en dorpen, eigendommen en infrastructuur, hoefden niet te worden ontzien.
Met de Operatie Protective Edge – en eigenlijk al met de operatie Cast Lead uit 2008 – lijkt Israël een voorschot te hebben genomen op deze politiek. Maar er is een alternatief. Wat Ayelet Shaked schreef had ze niet van zichzelf: ze citeerde uit een artikel van Uri Elitzur, een prominente figuur binnen de kolonistenbeweging die in mei overleed en een naaste adviseur was van Netanyahu gedurende diens eerste premierschap in de jaren negentig. In zijn latere jaren verruilde Elitzur zijn genocidale opvattingen opmerkelijk genoeg voor het idee de gehele Westelijke Jordaanoever te annexeren, en alle Palestijnen er het Israëlische staatsburgerschap te geven. Niet van de ene dag op de andere, maar in fases, en al dan niet na ondertekening van een loyaliteitsverklaring. Dit zou Israël bevrijden van de kanker van de bezetting, en het behoud betekenen van de nederzettingen. Tevens bleef de Israëliërs dan een niet-levensvatbare Palestijnse staat bespaard op een stuk land dat grote strategische, economische en Bijbelse betekenis heeft.
Demografisch zou de balans nog steeds in joods voordeel uitvallen, wat betekent dat de joodse democratie zou blijven voortbestaan. Voorwaarde was dat de Gazastrook van het plan werd uitgesloten, want dan kregen de Palestijnen alsnog demografisch de overhand. De Gazastrook zou dus een zelfstandige entiteit worden, met andere woorden: een staat. Een overzichtelijke uithoek van nog geen 400 vierkante kilometer aan de rand van historisch Palestina, een gettostaat.
De Palestijnen mogen hun lompenrepubliekje in de Gazastrook hebben
Of de Palestijnen en de internationale gemeenschap een dergelijk scenario zullen accepteren, is uiterst twijfelachtig. Waarschijnlijker is dat er nog een aantal rondes asymmetrische oorlogvoering in het verschiet ligt. In dat geval zal Protective Edge niets anders zijn geweest dan een tuchtigingsoperatie ter handhaving van de status quo. Het gras maaien, in de woorden van Israëlische militairen, moet om de zo veel tijd gebeuren, maar het is niet de bedoeling de plaggen helemaal af te rukken. Vanuit Israëlisch perspectief is het een kwestie van terreurmanagement.
Het neteligst is de keuze van het moment om de vijandelijkheden te staken. Het moment waarop beide partijen zich tot overwinnaar kunnen uitroepen. Tot nu toe zei Israël dan dat het zijn afschrikking had hersteld, en Hamas dat het de zionistische barbarij had weerstaan. Maar bij elke nieuwe gevechtsronde zal het lastiger worden dat moment te bepalen, omdat schijnoverwinningen steeds moeilijker aan de buitenwacht én aan de eigen achterban zijn te verkopen. Dat bergt het gevaar in zich dat de strijd steeds langer zal duren omdat deze pas kan worden gestaakt als er van een echte overwinning – of misschien een nieuw soort schijnoverwinning – sprake is.
Feit blijft dat Gaza, in zijn huidige vorm, en onder het huidige leiderschap, de garantie biedt dat er geen Palestijnse staat komt. Zo bezien is Hamas de vijand die Israël koestert.
Politieke strategieën kunnen veranderen. Mogelijk dat de VS, de EU, Egypte en nog wat spelers meer druk zullen uitoefenen dan anders om herhaling te voorkomen. Er wordt al gespeculeerd dat Hamas zal moeten inleveren, dat de grenzen gedeeltelijk onder supervisie van de Palestijnse Autoriteit komen te staan, met als tegenprestatie dat de blokkade geleidelijk wordt opgeheven.
Het ziet er voorlopig niet naar uit dat dit zal gebeuren. Het zou ook in tegenspraak zijn met de wetmatigheden die dit slepende drama de afgelopen tien jaar lijken te hebben geregeerd.
Reacties
Vrijheid van meningsuiting is vaak strontvervelend en bestaat dus niet op deze website. Reacties zijn welkom, maar worden door mij gewogen. Ik zie veel door de vingers, maar niet alles. Scheldpartijen worden sowieso geweerd. Seksisme en racisme uiteraard ook.