Ahmed Abu Artema: één democratie voor joden en Palestijnen ? – graag, maar dan geen verzuilde democratie als in Libanon
DOOR CARL STELLWEG
Dit artikel verscheen ook in Soemoed, nr. 2 2020 (maart-april) en is een vervolg op een eerder interview metAli-Ahmad Aboe Artema
Tijdens een bijeenkomst op 29 januari in het Humanity House in Den Haag benadrukt hij dat het verhaal van zijn leven enkel van belang is omdat het eigenlijk geen persoonlijk verhaal is, maar het verhaal van elke Palestijn in bezet gebied.
Ahmed Abu Artema, een van de meest vooraanstaande activisten van de Grote Terugkeermars in de Strook van Gaza, werd geboren in 1984. Hij groeide op in een wolk van traangaas, een litanie van uitgaansverboden, een regime van collectieve straffen, enzovoorts – alle vertrouwde elementen waaruit de gewelddadige vlakschaaf van de bezetting is gesmeed.
Maar toch was hij een beetje anders dan veel lotgenoten om hem heen: hij trok zich terug in een innerlijke wereld van lezen en schrijven, van reflectie, die hem leerde om niet in eendimensionale oplossingen te denken.
Geen oog om oog, tand om tand, geen twee etnische groepen die een gewapende vrede zouden sluiten en zich vervolgens zo veel mogelijk van elkaar zouden afzonderen. Het was hem al vroeg duidelijk dat vrede, ware vrede, iets anders vergt: iets dat hij ‘flexibiliteit’ noemt.
En daarmee bedoelt hij: zoeken naar een oplossing die alle partijen uiteindelijk ten goede komt en hun gelijkwaardigheid garandeert. Zo’n oplossing, begreep hij, kan niet worden gevonden in de opdeling van historisch Palestina in een joods en een Palestijns territorium.
Ware vrede moet gedeeld worden, en dus is die alleen te bereiken wanneer joodse Israeli’s en Palestijnen bereid worden gevonden in één gezamenlijke democratische staat te leven.
Het is daarom niet verwonderlijk dat hij deel uitmaakt van de door joods-Israelische en Palestijnse activisten opgerichte One Democratic State Campaign, die de twee staten-oplossing definitief ten grave draagt en ijvert voor één democratische, seculiere staat.
Op papier klinkt dat prachtig, maar de werkelijkheid is altijd weerbarstiger: hoe had Abu Artema zich zo’n democratische staat precies voorgesteld? Wij leggen hem dit voor in het kantoor, van het Nederlands Palestina Komité, aan de vooravond van de bijeenkomst in het Humanity House.
De vraag prikkelt hem: ‘Luister, ik heb daar uiteraard ideeën over, maar voor mij als Palestijn gelden nog even een paar andere prioriteiten: namelijk dat er een einde komt aan ons lijden, en aan het systeem van apartheid en bezetting – ongeacht wat het alternatief is. Waarom moet je mij daarnaar vragen? Wat ik wil is dat de huidige onwettige toestand wordt opgeheven, dat de mensenrechten van de Palestijnen worden gerespecteerd en dat ze vrije burgers zullen zijn. Punt. Dat is namelijk zoals het zou moeten zijn. Het gaat niet aan om van mij als slachtoffer te verlangen dat ik de condities uiteenzet voor de beëindiging van het onrecht dat mij wordt aangedaan. Stel dat je mij gevangen zet, mij van mijn vrijheid berooft, en mij dan vraagt: hoe dacht je dit op te lossen ? Beetje oneerlijk, toch ? De oplossing voor mij is dat ik mijn rechten en vrijheid krijg.’
Dat punt is gemaakt, en begrepen. Maar dan nog is de vraag gewettigd wat voor soort staat voor joden en Palestijnen hij voor zich ziet.
‘Een eenheidsstaat, dus geen bi-nationale staat, is de meest rationele en economische oplossing,’ zegt hij. ‘Deze verschaft Palestijnen hun rechten, en joodse Israeli’s daarmee hun veiligheid. Want hun onveiligheid hangt samen met de rechteloze positie waartoe ze de Palestijnen veroordelen. Wanneer ze het kunnen opbrengen om op voet van gelijkheid met Palestijnen samen te leven, zullen ze worden beloond met respect. Zullen ze niet meer worden gezien als onderdrukkers, maar als medemensen. Dat zou hun motivatie moeten zijn om aan de één staat-oplossing mee te werken. De muren die de Palestijnen nu nog gevangen houden, zullen worden afgebroken. Maar ook de Israeli’s zullen in zekere zin worden bevrijd. Daarom denk ik dat deze oplossing uitvoerbaar is.’
‘Het gaat niet aan om van mij als slachtoffer te verlangen dat ik de condities uiteenzet voor de beëindiging van het onrecht dat mij wordt aangedaan.’
Het probleem van deze redenering is mogelijk dat joodse Israeli’s helemaal geen moeite hebben met hun rol als onderdrukker. Dat ze het onderdrukken van Palestijnen als de gewoonste zaak van de wereld zien, en gelijkheid en gelijkberechting als abnormaal. Abu Artema hoort deze tegenwerping begripvol aan.
Wij raken hiermee meteen aan een verschil van mening binnen de One Democratic State Campaign.
Aan de ene kant heb je het standpunt van onder anderen de joods-Israelische journaliste/schrijfster Ofra Yeshua-Lyth en medestanders, die een strikt seculiere staat bepleit, waarin er geen enkel wettelijk onderscheid is tussen burgers, of ze nu van joodse of niet-joodse afkomst zijn.
Aan de andere kant is er het voorstel van de joods-Israelische antropoloog Jeff Halper en medestanders om ‘collectieve culturele rechten’ te scheppen voor de verschillende etnische groepen, die hen er sneller toe zal bewegen een democratie te aanvaarden. Dat zal dan een expliciet ‘multiculturele democratie’ zijn.
Yeshua-Lyth is daar fel op tegen, omdat juist die etnische component het zionistische, impliciet op religieuze orthodoxie gestoelde ongelijkheidsdenken in stand houdt.
Daar kun je dan weer tegenin brengen dat etnische groepen niet zomaar zijn weg te redeneren, dat ze zich hoe dan ook politiek zullen organiseren en dat de etnische groep die dat het beste doet en het talrijkst is, de overhand krijgt in een democratie die formeel geen onderscheid maakt tussen etnische groepen.
In het Halper-model zouden die groepen juist tegen elkaar worden beschermd doordat hun culturele rechten, op basis van strikte gelijkheid, worden erkend.
Saillant is dat een ander lid van de One Democratic State Campaign, de Palestijns-Israelische politicus Awad Abdel Fattah, iets soortgelijks bepleitte in een interview, tweeënhalf jaar geleden. Hij zei toen het geen goede strategie te vinden om de nadruk te leggen op individuele rechten: ‘In Zuid-Afrika heeft het ANC er verstandig aan gedaan dat wel te doen omdat het apartheidsbewind juist collectieve rechten – de rechten van de blanken als minderheid – aanvoerde om zijn onderdrukkingspolitiek te rechtvaardigen.’
Streven naar individuele rechten ‘sec’ in Israel heeft echter geen zin, betoogde Abdel Fattah destijds, ‘omdat wij die individuele rechten nominaal al hebben. Alleen betekenen deze weinig, aangezien het Israelische bestel uiteindelijk is afgestemd op joden als nationale groep en de joden geen minderheid maar een meerderheid zijn. Wat wij dus moeten doen, is ons ook als nationale groep profileren, onze rechten als nationale groep op vreedzame wijze opeisen, en tegelijkertijd duidelijk maken dat wij bereid zijn met die andere nationale groep, de joden, samen te leven in één werkelijk democratische staat op basis van volledige gelijkheid en gelijkberechtiging.’
Er ontstaat een levendige discussie in het NPK-kantoor. De situatie in Irak en Libanon wordt erbij gehaald. Hoe zou een ‘multiculturele’ democratie à la Halper uitpakken ? Met welk bestaand systeem zou die te vergelijken zijn? Met het Libanese systeem, zo wordt uiteindelijk geopperd, en dat is weinig aanlokkelijk: een extreme vorm van politieke verzuiling waarbij ernstige stagnatie optreedt, corruptie de norm wordt, men elkaar nog net niet de hersens inslaat, en boze burgers voortdurend de straat opgaan zonder dat het iets uithaalt.
En zo wint het Yeshua-Lyth-model het die middag op punten van het Halper-model.
Ahmad Abu-Artema hakt de knoop door: ‘Voor een Libanese democratie bedank ik feestelijk,’ zegt hij. ‘Dat klinkt mij te veel in de oren als een twee staten-oplossing binnen één staat.’
Reacties
Vrijheid van meningsuiting is vaak strontvervelend en bestaat dus niet op deze website. Reacties zijn welkom, maar worden door mij gewogen. Ik zie veel door de vingers, maar niet alles. Scheldpartijen worden sowieso geweerd. Seksisme en racisme uiteraard ook.