Archief voor december, 2013

Waarom de islamitische wereld science fiction nodig heeft

Hawjan

‘Ik ben Hawjan…
Hajwan, de zoon van Mihal al-Fayhie
Een jonge man van begin in de negentig
Ik zal je mijn verhaal vertellen
Een verhaal dat pas een paar jaar geleden is begonnen, toen ik Sawsan ontmoette… het Menselijk Wezen.
Maar weet je wat? Ik praat liever niet met types die mij zien als een eenogig gedrocht met hoorns en geitenpoten. Wij djinns moeten altijd vreselijk lachen om die onnozele monsterlijke voorstellingen die jullie van ons maken.”

Smeuïge openingszinnen, afkomstig uit Hawjan, een roman van de Saoedische schrijvers Jasser Bahjat en Ibrahim Abbas. De hoofdpersoon Hawjan is een djinn: een bovennatuurlijke, uit vuur geschapen geest die deel uitmaakt van de islamitische verhalencultuur – denk aan ‘Alladin en de wonderlamp’ – en die ook voorkomt in de Koran.

Toch is Hawjan geen boek dat veilig voortborduurt op oeroude verteltradities – het wil juist een genre vestigen dat in de Arabische literatuur nog praktisch onontgonnen is: science fiction. De schrijvers leggen een direct verband tussen de bovennatuurlijke eigenschappen van de djinn in hun verhaal en moderne natuurkundige begrippen als parallelle werelden en de snaartheorie.

Lees meer

Jongleren met de bezetting: de Palestijnse Circusschool is een kweekvijver van zelfbewuste jeugd

School2

DOOR CARL STELLWEG

Het is zo’n typische eerste lentedag. De wereld heeft zijn winterjas afgelegd, onschuldig blauw kleurt de lucht. Op zo’n dag toont zelfs Jenin, dat oude, rurale roversnest in het noorden van de Westbank,  een toegeeflijk gezicht. Enkele jaren geleden stond het nog bekend als wereldhoofdstad van het zelfmoordterrorisme, maar dat is nu, slenterend langs de kakelbonte handelswaar van een uitpuilende middenstand, moeilijk voor te stellen.

Niet dat alle sporen van vergeefse heroïek zijn uitgewist in deze ooit roerige provincieplaats. Ze hangen er nog, de portretten van de martelaren met een automatisch geweer over de schouder en de Rotskoepelmoskee in Jeruzalem als goudkleurig baken op de achtergrond. Ze zijn nog niet verdwenen, de gekalligrafeerde leuzen die het geknevelde vaderland bezingen.

Maar ze zijn oud en vergeeld. Ze hebben terrein moeten prijsgeven aan de bedrijvigheid van gewone mensen, aan kramen met klokjes en knuffelbeesten, aan met fruit beladen handkarren en aan etalagepoppen die winkeliers vaak midden op het trottoir hebben geplant, misschien om elkaar de loef af te steken.

Lees meer

Op een steenworp van de gevangenis

SAM_0315

Door Carl Stellweg

Moehannad Al-Khmoer was vijftien toen Israëlische soldaten hem kwamen halen. Om drie uur ’s nachts forceerden ze de voordeur van zijn ouderlijke woning in Bethlehem. Of hij ‘tien minuutjes’ wilde meekomen. Zo jong als hij was, voorzag hij het ergste. “Ik weet niet wanneer je me weer zult zien,’’ zei hij tegen zijn moeder.

De tien minuten werden vijftien maanden. En nog was het Israëlische leger niet op hem uitgekeken. Hij werd opnieuw opgepakt en tot acht maanden gevangenisstraf en een boete van 2000 shekel  (400 euro) veroordeeld. De aanklacht? Die spreekt haast voor zich: stenengooien.

Het moet een inktzwart intermezzo in zijn adolescentenleven zijn geweest, hem opgelegd voor een betrekkelijk gering vergrijp, maar de inmiddels twintigjarige student politieke wetenschappen lijkt het allemaal redelijk te hebben verwerkt. Het is een goed geklede, zelfbewuste jongeman die zich voorstelt in het ontvangsthalletje van een gemeenschapshuis in een vluchtelingenkamp bij Bethlehem: zwart haar strak in de gel, modieus grijs vest, glanzende iPhone in  de hand. In vlot tempo, soms met een vleugje humor, verhaalt hij over zijn ervaringen met het Israëlische militaire gezag.

Lees meer