Archief voor oktober, 2011

Alle overwinningen lijken op elkaar, elke nederlaag is uniek

EastStirlingFC

Voor de draad ermee: ik ben een voetballiefhebber. Helaas, moet ik erbij zeggen. Zoals veel jongetjes droomde ik van een mooie voetbalcarrière. In tegenstelling tot de meeste jongetjes die ik kende, kon ik mij de basisbeginselen van het spel niet eigen maken. Niet in de verste verte. Van de gymzalen en grasveldjes van mijn jeugd kan ik me niet één spelertje herinneren dat motorisch nog jammerlijker tekort schoot, nog minder aanleg had dan ik. Wie hieruit concludeert dat er iets tragisch zit in mijn liefde voor dit edele tijdverdrijf, die heeft dubbel en dwars gelijk. Ik vereenzelvig voetbal met onvervulbaar verlangen. Ooit had ik weinig uitlaatkleppen voor dit syndroompje. Toen kwam het internet.

Laat ik bij het begin beginnen. De eerste club die ik aanhing was PSV. Kon ik het helpen? Mijn vader werkte voor Philips en Eindhoven vormde het decor van mijn adolescentie. Breed had ik het dus niet, maar dat terzijde. Tegenwoordig is PSV een topclub, althans voor Nederlandse begrippen. Tot halverwege de jaren zeventig was dat anders. Was je toen voor PSV, dan was je een loser. PSV bewees dat je succes niet zomaar kon kopen. Ondanks alle miljoenen van Philips had de fabrieksclub met de grote ambities geen antwoord op het talent en de branie van boven de rivieren, de Cruijffs, Keizers en Van Hanegems.

Later zou PSV de kampioenschappen toch aaneenrijgen en verflauwde mijn interesse voor de club. Ik kon al die kampioenschappen niet meer uit elkaar houden en waarom zou ik ook? ‘Alle overwinningen lijken op elkaar, elke nederlaag is een nederlaag op zijn eigen wijze.’ Een parafrase op de beroemde openingszin van Anna Karenina van Tolstoy: ‘Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar, elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.’ Niet uit te leggen aan wie dit niet begrijpt.

De Zweedse spits Ralf Edström, idool van mijn jeugd in de vier seizoenen dat hij voor PSV speelde.

 

De volgende verliezersclub naar mijn hart werd Manchester City. Een weliswaar gerespecteerd voetbalinstituut – twee kampioenschappen, één Europa Cup – maar toch stond het van oudsher in de schaduw van stadgenoot Manchester United. Bekijk de shirts, dat zegt genoeg. Die van United zijn rood. Dat is de kleur van de zegepraal, de genadeloze triomf, het vergoten bloed van de vijand. De shirts van Manchester City zijn blauw – de kleur van weemoed, lethargie en lyriek.

Toen mijn oog op City viel, was het voor het eerst in zijn bestaan gedegradeerd naar de derde afdeling van de Engelse league. Een dieptepunt dat mijn morbide interesse wekte. Op internet vond ik een reeks sites waarin de City-supporters op kleurrijke wijze hun nood klaagden. Gretig las ik ellenlange wedstrijdverslagen van, pak’m beet, Manchester City-Wycombe Wanderers – uitslag, wat zullen we zeggen: 0-1, doelpunt vlak voor tijd  – waarin het spel met azijnzure spot werd ontleed en spelers en bestuur de meest vindingrijke verwensingen kregen toegevoegd.

Manchester City tegen… Hull, schat ik zo. Ofwel: weemoedig hemelsblauw versus lelijk wespenmotiefje.

Lees meer

De anatomie van hyenawijfjes en andere pikanterieën

Hyena

Soms is het heel fijn om ervan langs te krijgen. Om de simpele reden dat je dan kunt terug slaan. Dat is goed voor de adrenaline en de zelfbevestiging. Althans bij mij. Welja, van strelingen aldoor word ik maar wee en week. Daarentegen voedt miskenning de strijdbaarheid.

‘Wat mij niet doodt, maakt mij sterker,’  schreef Nietschze al, en zo is het.

Dank dus, Paula Lampe, voor die negatieve recensie van mijn roman ‘Mijn beeldschone aandoening’ op de site literairedebuten.nl. Met name natuurlijk omdat ze niet helemaal negatief is. Het is de juiste mix van streling en miskenning die het schrijversbloed verkwikt.

Over de eerste honderd van de 549 bladzijden van mijn roman is Lampe vol lof: ze waant zich in een Erwin Mortier-achtig universum. Voor wie Erwin Mortier niet kent: dat is een Vlaamse schrijver met een precieuze, overpoëtische, ietwat melodramatische stijl die door sommigen erg wordt bewonderd (laatste titel: Gestameld liedboek – moedergetijden). De twee kwetsbare, zoekende, vroegadolesecente jongens die in het begin van mijn roman filosofische gesprekken voeren in een vage homo-erotische sfeer: Lampe vindt dat allemaal heel literatuurderig en verantwoord, zo vermoed ik. ‘Diepgaand en invoelbaar’, om het in haar eigen woorden uit te drukken.

Zo had ik kennelijk moeten doorgaan. Maar dat doe ik niet. Althans niet volgens haar. Ik heb niets met Erwin Mortier uit te staan, zo blijkt. Ineens is het gedaan met de diepgaande invoelbaarheid en de filosofische gesprekken en raken we pardoes in Porky’s pikante pretpark verzeild. Er zijn inmiddels meiden op het toneel verschenen en het testosteron schiet omhoog. ‘Er openbaart zich’, schrijft Lampe, ‘een stijlbreuk waarin de eerdere ontroerende argeloosheid en betovering ontbreekt’. Afkeurend meldt zij dat ik ‘minutieuze beschrijvingen van schaamhaar’ ten beste geef. Dat staat ‘in schril contrast met de eerdere dromerige grondtoon’.

Alsof schaamhaar niet tot dromerijen zou kunnen aanzetten, maar soit – dat zal niet eenieder gegeven zijn.

Erger nog is dat ik met aanstootgevende woordjes als  ‘piemel, aftrekken, zaadspuiten en tietjes’ begin te strooien en daarmee de ‘intrigerende zweem die boven de tekst hing voorgoed verknoei’.

Nu kan ik best tegen kritiek, maar niet tegen onrechtvaardigheid, zeker niet wanneer ik daar zelf door word getroffen. Paula Lampe heeft het volste recht mijn roman niet geslaagd te vinden, maar de suggestie dat ik mij na een veelbelovende aanzet tot vieze-oude-mannen-proza heb verlaagd, kon ik niet over mijn kant laten gaan. Vandaar dat ik haar van repliek heb gediend. Die repliek is te lezen op de literairedebuten.nl en reproduceer ik hier met verhelderend beeldmateriaal:

Lees meer

Marquise de Merteuil en Vicomte de Valmont krijgen hun trekken thuis

dangerous liasions

Geen mooiere films dan kostuumfilms, zeg ik altijd, en ik vond mijn gelijk vrijdagavond laat bevestigd toen ik Stephen Frears’ meesterwerk Dangerous Liaisons na ruim twintig jaar op de Belgische televisie terugzag. De gemene Glenn Close en de fascinerend geaffecteerde, diabolische John Malkovich spelen wat mij betreft de rollen van hun leven als Marquise de Merteuil – naar eigen zeggen een meester-bedriegster en mannenverslindster – en haar evenknie en ex-minnaar, Vicomte  de Valmont. In de nadagen van het Ancien Régime weeft dit immorele duo een web van verleiding, wraak en verraad, om… ja, om wat anders dan ter streling van hun kille ijdelheid, ter bevestiging van hun reputatie van onaantastbaarheid op het slagveld van de liefde? In-en-in verdorven zijn ze, en toch wonderlijk menselijk, sterker nog: bijna sympathiek. Ik zou haast zeggen: dat hebben ze gemeen met het Kakenmonster, de Koeienkop en de Glimlachende Diepzeevis, de drie bizarre volwassenen die ik in mijn lijvige debuutromannetje Mijn Beeldschone Aandoening opvoer en wier wereld door recensent Koos de Wilt van het AD treffend als ‘prachtig zedeloos’  is omschreven.

Maar terug naar deze film, die vele kwaliteiten kent, waaronder de geweldige aankleding. Zoals ik reeds aanstipte ben ik gek op pracht en praal – maar tegelijkertijd moet ik niets hebben van ‘klitter en klemmer’. De pracht en praal in deze film is imponerend maar ook levensecht, zonder valse glanslaag, met hier en daar zelfs wat sleetse plekken, wat de film een subtiele visuele en psychologische diepgang verleent.  De mensen over wie deze film gaat mogen dan in fabelachtige rijkdom baden, hun tijd loopt ten einde en achter de schittering loert het bederf. Wat die kruisbestuiving van gedetailleerd realisme en grootse symboliek betreft, kan de film zich meten met de mooiste film aller tijden: zoals de kenners weten is dat het biologerende kostuumdrama ‘Barry Lyndon’ van Stanley Kubrick.

Lees meer